Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-6925

van Bart Tommelein (Open Vld) d.d. 29 augustus 2012

aan de minister van Justitie

VSSE - ADIV - Uitwisseling informatie met zusterdiensten - Lacune in controle

staatsveiligheid
geheime dienst
vertrouwelijkheid
Vaste Comités van Toezicht op de politie- en inlichtingendiensten

Chronologie

29/8/2012Verzending vraag
26/10/2012Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-6924

Vraag nr. 5-6925 d.d. 29 augustus 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Ik verwijs naar het activiteitenverslag 2011 van het Comité I alsook de eerdere verslagen dd 2006, 2007, 2008, 2009 en 2010. Eens te meer vraagt het Comité bijzondere aandacht voor de wijze waarop gegevens door de ADIV of de VSSE worden overgezonden naar buitenlandse "zusterdiensten".Hieromtrent wordt immers opgemerkt dat de controle op deze informatiestroom "onvoldoende" geregeld is.

1. Hoe reageert u op deze vaststelling en kunnen zijn aangeven of zij zich bewust zijn van deze lacune?

2. Kan u zeer concreet aangeven welke oplossingen u gaat uitwerken, al of niet in overleg met het parlement, om tegemoet te komen aan het gebrek aan controle op deze informatiestroom gezien de herhaalde opmerkingen van het Comité I ?

Antwoord ontvangen op 26 oktober 2012 :

  1. De Veiligheid van de Staat kan beamen dat de modaliteiten voor de uitwisseling van (persoons)gegevens met buitenlandse zusterdiensten niet expliciet geregeld zijn in de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en dat hierover evenmin richtlijnen van het Ministerieel Comité Inlichting en Veiligheid (MCIV) bestaan.

    Dit impliceert echter niet dat de informatiedoorstroming naar het buitenland niet aan regels gebonden is: zo mag enkel de informatie die de Veiligheid van de Staat ingewonnen heeft binnen zijn wettelijk bevoegdheidskader overgemaakt worden en dienen de regels van de classificatie en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer gerespecteerd te worden. Bovendien is de uitwisseling van informatie tussen bevriende inlichtingendiensten onderworpen aan het principe van de “regel van de derde dienst”. Deze regel houdt in dat gegevens afkomstig van een buitenlandse partnerdienst eigendom van deze dienst blijven en niet aan andere nationale instanties mogen meegedeeld worden tenzij mits voorafgaande toelating van de dienst van oorsprong. De inlichtingen die door de Veiligheid van de Staat meegedeeld worden aan een zusterdienst, mogen bijgevolg enkel voor inlichtingendoeleinden gebruikt worden en –bij wijze van voorbeeld- niet aan politionele of gerechtelijke overheden overgemaakt worden, tenzij de Veiligheid van de Staat hiervoor expliciet zijn toestemming gegeven heeft.

  2. Artikel 20, §3 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten bepaalt dat het Ministerieel Comité Inlichting en Veiligheid de voorwaarden moet bepalen voor de samenwerking tussen de Belgische en de buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten.