Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-6661

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 3 juli 2012

aan de minister van Justitie

Drugs - Marihuana - Legalisering medicinaal gebruik - Therapeutisch product - Belastingheffing

verdovend middel
apotheek
geneeswijze
verkoopvergunning
geneeskunde
geneeskrachtige plant

Chronologie

3/7/2012Verzending vraag
13/12/2013Herkwalificatie
8/1/2014Antwoord

Geherkwalificeerd als : vraag om uitleg 5-4518

Vraag nr. 5-6661 d.d. 3 juli 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De mogelijkheden om marihuana om medische redenen aan te wenden klinken zeker niet nieuw. Daarop gebaseerd gaan steeds meer staten in de Verenigde Staten (VS) over tot de legalisering van dit medicinaal gebruik. Ondertussen is marihuana al legaal verkrijgbaar in 15 staten, waar apotheken dit product ter beschikking stellen en het bezit van kleine hoeveelheden niet meer strafbaar is. De pleitbezorgers voor deze evolutie vermoeden dat weldra de helft van de staten beslissingen in die zin zal nemen. Ze maken daarbij een belangrijk onderscheid tussen enerzijds het gebruik voor geneeskundige doeleinden en anderzijds een decriminalisering door het bezit van kleine hoeveelheden niet meer te bestraffen. De staten Colorado en Washington overwegen nog verdere stappen, namelijk het gelijkstellen van marihuana met alcohol en sigaretten, inclusief de heffing van taksen. Daarmee beogen ze heel duidelijk een decriminalisering.

Hierover de volgende vragen:

1) Bestaan er voldoende bewijzen voor de geneeskundige effecten (en mogelijke ongewenste effecten) van marihuana en worden ze voldoende relevant en werkzaam geacht om marihuana als therapeutisch product te gebruiken?

2) Welk standpunt huldigt de geachte minister in verband met een mogelijke legalisering van marihuana voor geneeskundige aanwendingen?

3) Hoe evalueert zij de tendens, althans in de VS, om marihuana te decriminaliseren door de verkoop ervan te legaliseren en hierop - zoals bij andere, maar momenteel legale drugs - taksen te heffen? Op welke voor- en nadelen baseert de minister zich om haar beleid daaromtrent te staven?

Antwoord ontvangen op 8 januari 2014 :

1) Voor het antwoord op de eerste vraag kan ik u verwijzen naar de minister van Volksgezondheid, mevrouw Onkelinx, die u alle informatie met betrekking tot de (medische en andere) eigenschappen van de huidige generatie marihuana zal kunnen bezorgen.

2) Het debat rond het al dan niet legaliseren van drugs wordt reeds lang gevoerd. Dat onderwerp kwam ter sprake op de eerste internationale drugsconferentie van 1909 in Shanghai. Toen reeds waren er verschillende meningen omtrent het verbod, de toelating of de regulering van drugs. Het feit dat psychotrope stoffen altijd al voorhanden waren, toont aan dat druggebruik en drughandel niet geheel uitgebannen kunnen worden. De bevoegde overheid moet toezien op de preventie en beperking van de risico's inzake druggebruik voor de gebruikers en de samenleving, en ook op de bestraffing van producenten en dealers.

Nederland, dat jarenlang een gedoogbeleid inzake drugs hanteerde, is afgestapt van zijn “open-deurbeleid” ten aanzien van coffeeshops vanwege de negatieve en ongewenste gevolgen. Hierna volgt een summiere toelichting bij het tot voor kort gehanteerde Nederlandse drugbeleid, de geconstateerde neveneffecten van dat beleid en de nieuwe beleidskoers ter zake.

Het Nederlandse gedoogbeleid was gericht op de bescherming van de volksgezondheid en op de bestrijding van overlast en criminaliteit. Er werd een onderscheid gemaakt tussen softdrugs en harddrugs, en de bestrijding ervan. De coffeeshops, als gedoogd verkooppunt van cannabis, werden hoofdzakelijk beschouwd als een instrument om de gebruiker weg te houden van harddrugs. In 2008 werd een adviescommissie inzake drugbeleid opgericht, die moest nagaan op welke punten een aanpassing van het Nederlandse drugbeleid vereist was.

Rekening houdend met enkele wetenschappelijke onderzoeken kwam de commissie tot de slotsom dat het drugmilieu dermate veranderd was dat het gevoerde beleid op alle punten niet langer voldeed. Volgens de commissie verdienden de vier volgende aspecten een prioritaire aanpak:

Hierna volgt een kort overzicht van de problemen omtrent het gedoogbeleid, zoals vastgesteld door de commissie:

Het Nederlandse drugbeleid heeft dus vrij recentelijk een nieuwe impuls gekregen. Teneinde de strijd aan te binden met de overlast en criminaliteit die gerelateerd zijn aan de coffeeshops en drughandel, besliste de Nederlandse ministerraad in mei 2011 om de coffeeshops om te vormen tot private clubs met een lokale afzetmarkt. De private coffeeshops zijn uitsluitend toegankelijk voor meerderjarige personen die in Nederland verblijven, op vertoon van een geldig identiteitsbewijs en clubkaart. Ook geldt er een afstand van minstens 350 meter tussen de scholen en coffeeshops. Het kabinet voert het nationaal beleid op en ziet erop toe dat de gemeenten zich achter het afstandscriterium scharen, evenzo de andere relevante partijen van het nationale beleid bij hun vergunningen. Het kabinet komt voorts met een voorstel voor een aanpassing van het onderscheid tussen harddrugs en softdrugs. Het openbaar ministerie verstrengt de vereisten betreffende de bestraffing van grootschalige drughandel en de teelt van softdrugs. Het is in dat verband overgegaan tot een aanpassing van de indicaties en de richtlijnen van de zogenaamde Opiumwet vóór 1 juli 2011.

De Belgische visie ter zake spoort grotendeels met de Europese opinie inzake de legalisering van softdrugs. In dat verband werd in december 2010 een debat gevoerd naar aanleiding van de publicatie van een studie uit 2009, met volgende lijst van pijnpunten:

De financiële voordelen lijken niettemin talrijk aanwezig:

De hulpverleningssector is desondanks geen voorstander. Alcoholmisbruik en probleemgebruik van legale drugs ligt tienmaal hoger dan dat van cannabis. Zodra cannabis gelegaliseerd is en dus gemakkelijker te verkrijgen, zal er vaker sprake zijn van drugsmisbruik in dat verband. De hulpverleningssector tekent nu reeds een groeiend aantal cannabisverslaafden op. Van alle druggebruikers die zich laten behandelen in professionele centra geeft 1 of 4 cannabis aan als hoofdprobleem. Tien jaar geleden was dat nog slechts 1 op 10. Sindsdien hebben voldoende studies aangetoond dat cannabis schadelijk is voor de hersenen, zeker bij jongeren.

3) De legalisering van softdrugs is geen oplossing.

Zoals gesteld, moeten de bevoegde overheden toezien op de preventie en beperking van de risico's inzake druggebruik voor de gebruikers en de samenleving, en ook op de bestraffing van producenten en dealers. De legalisatie van drugs zal de gezondheidsrisico's voor de verbruikers noch de criminaliteit verminderen. De georganiseerde misdaadbendes vinden steeds een mogelijkheid om drugs te produceren en te dealen, rekening houdend met de opportuniteiten van de legale markt en de enorme winsten die in het verschiet liggen. België kan binnen een Europese en internationale context niet op eigen houtje overgaan tot de legalisering van drugs, ook niet van softdrugs zoals cannabis, gelet op de uitwassen die zich hebben voorgedaan in Nederland en die zich ook in België zouden voordoen (met name drugtoerisme, de grootschalige exportproductie en de toename van de georganiseerde drugscriminaliteit).