Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-6642

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 3 juli 2012

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken

De bijeenkomst van staatshoofden en regeringsleiders van NAVO-lidstaten in Chicago op 20 en 21 mei

NAVO
kernwapen
denuclearisatie

Chronologie

3/7/2012Verzending vraag
20/7/2012Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-2243

Vraag nr. 5-6642 d.d. 3 juli 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

België is een volwaardig en trouw lid van de NAVO. Dat is in het verleden al vaak bewezen. Ook vandaag wordt het lidmaatschap heel intensief ingevuld. Er liggen nog steeds Amerikaanse kernwapens op ons grondgebied, die trouwens door Belgische soldaten worden bewaakt. We nemen enthousiast - zo blijkt toch uit de statements van de minister van Defensie - deel aan de NAVO-interventies in Afghanistan en Libië.

Dat lidmaatschap veroorzaakt relatief weinig ophef. Het is vanzelfsprekend, het hoort bij ons land, zoals mosselen bij friet. Toch betekent dit engagement veel, uitgedrukt in middelen, in mensen en vooral in politieke stellingname. De besluitvorming binnen de NAVO geeft niet altijd blijk van grote transparantie. Daardoor is het niet altijd duidelijk welke stem, welke standpunten en welke visie op de wereldvrede en op de aanpak van wereldbranden ons land laat horen. Die discussies werden tot nu toe enkel in de diplomatieke achterkamertjes gevoerd door steeds dezelfde mensen. Meestal gaat het om behoudsgezinde haviken behorend tot het NAVO-etablissement die alle baat hebben bij een status quo.

Op 20 en 21 mei eerstkomend vergaderen de staatshoofden en regeringsleiders van de NAVO-lidstaten in Chicago. De agenda vermeldt onder meer de wijze waarop de NAVO in de toekomst met nucleaire wapens zal omgaan, hoe de bestaande wapens zullen worden behandeld en - kortom - met welke strategie de NAVO in de toekomst de wereld tegemoet zal treden.

Het lijkt daarom niet alleen logisch, maar vooral ook noodzakelijk dat in een democratie die levensbelangrijke aandachtspunten het onderwerp van een maatschappelijk en dus ook politieke debat uitmaken.

Op welke wijze zal de minister de vergadering van 20 en 21 mei eerstkomend, waar de staatshoofden en regeringsleiders van de NAVO-lidstaten de toekomststrategie van de NAVO zullen bepalen, op de publieke en politieke agenda plaatsen? Beaamt de minister het fundamentele belang van die strategie, onder meer met betrekking tot de kernwapens, ook op ons grondgebied, en van de geopolitieke consequenties? Wie werd vanuit België betrokken bij het 'NATO Deterrence and Defense Posture Review' en welke standpunten heeft ons land daar ingenomen? Vindt de minister het eveneens noodzakelijk om het standpunt dat België op de top zal innemen, voor te bereiden via maatschappelijke en parlementaire discussies? Wil de minister dat ons land onder meer zal ijveren voor een kernwapenvrije wereld, te beginnen in Europa? Welke visie zal België verdedigen met betrekking tot de uitbouw en het gebruik van militaire interventieapparaten? Mogen wij ons als senatoren verwachten aan een open, grondig debat in de commissie?

Antwoord ontvangen op 20 juli 2012 :

De Review van de Ontradings-en Defensieopstelling van de Alliantie (DDPR, Defence and Deterrence Posture Review) wil verzekeren dat de middelen waarover de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) beschikt overeenkomen met de evolutie van de dreiging, en dat deze middelen toelaten om de doelstellingen te halen die vastgelegd werden in het Nieuw Strategisch Concept op de top van Lissabon in 2010.  

Deze oefening, waaraan België veel belang hecht, betreft zowel de grootte van de strijdkrachten als de aard ervan (een mix van conventionele en nucleaire middelen).  België heeft bijgedragen aan de discussies erover. 

België steunt zich op de verklaring van president Obama in Praag in april 2009 (I … state of America’s commitment to seek the peace and security of a world without nuclear weapons). 

België is medeondertekenaar van de ‘brief der 5’ (Benelux, Duitsland en Noorwegen) uit februari 2010, geadresseerd aan de Secretaris-generaal van de Alliantie waarin wederzijdse transparantie en ontwapening bepleit wordt.   

Op de top van Berlijn (2011) is een non–paper voorgelegd door 10 landen (waaronder België): een werkdocument dat uitleg verschaft bij de verhoging van de transparantie en over vertrouwenwekkende maatregelen in verband met de tactische nucleaire wapens in Europa.   

België heeft geijverd opdat het thema van de nucleaire ontwapening zijn plaats zou behouden in de oefening, wat gelukt is. 

België is voorstander van een consensuele benadering tussen de 28 bondgenoten. Dat betekent: aandringen op het belang van de wederkerigheid(Navo-Rusland), behoud van de solidariteit tussen de geallieerden, en de verzekering van een geloofwaardige afschrikking op een zo laag mogelijk niveau.  

Zoals gebruikelijk zal de Regering het Parlement op de hoogte houden van de evolutie van dit dossier.