Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-6497

van Bart Tommelein (Open Vld) d.d. 15 juni 2012

aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen

Privacy - Opvorderen gegevens van gebruikers van sociale media - Politie - Staatsveiligheid - Algemene Dienst inlichting en veiligheid - Rechtsbescherming - Akkoorden - Stand van zaken

eerbiediging van het privé-leven
toegang tot de informatie
politie
telefoon- en briefgeheim
staatsveiligheid
virtuele gemeenschap
sociale media

Chronologie

15/6/2012Verzending vraag
28/8/2012Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-6498
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-6499

Vraag nr. 5-6497 d.d. 15 juni 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De bescherming van het gebruik van sociale media als Hyves, Twitter en Facebook laat mogelijk te wensen over. Daardoor kan de privacy van onverdachte gebruikers onder druk komen te staan. Onlangs oordeelde de rechtbank van de Amerikaanse staat Virginia dat de privégegevens van drie twitteraars gebruikt mogen worden in het Wikileaksonderzoek. Heden is onduidelijk in hoeverre bij ons de politie en/of andere veiligheidsdiensten zoals de staatsveiligheid de sociale media inkijken. Het is belangrijk voor de rechtsstaat dat we daar een duidelijk beeld over hebben. In Nederland maken diverse parlementairen zich daaromtrent zorgen.

Graag had ik dan ook volgende vragen voorgelegd:

1) Op welke rechtsgrond vorderen politie- en justitiefunctionarissen thans gegevens van (bijvoorbeeld) aanbieders van sociale mediadiensten, zoals Twitter en Facebook? Gebeurt dat met of buiten medeweten van betrokkenen? Welke vormen van rechtsbescherming gelden in dat soort gevallen voor betrokkenen en/of verdachten?

2) Hoe vaak is in respectievelijk 2009, 2010 en 2011 door politie en Justitie de medewerking gevorderd van sociale media-aanbieders, zoals Twitter, Hyves en Facebook, ten behoeve van strafrechtelijk onderzoek? In hoeveel gevallen betrof het verdachten en in hoeveel niet-verdachten? In hoeveel gevallen is uiteindelijk gemeld dat de gebruiker het voorwerp van een onderzoek is (geweest)? In hoeverre was er in al die gevallen rechterlijke controle op het gebruik en de verwerking van gegevens die bij aanbieders van sociale mediadiensten zijn opgevraagd?

3) Hoe vaak is in respectievelijk 2009, 2010 en 2011 door de Veiligheid van de staat of de Algemene Dienst inlichtingen en veiligheid de medewerking gevorderd van sociale media-aanbieders, zoals Twitter, Hyves en Facebook, ten behoeve van strafrechtelijk onderzoek? Kan worden aangeven op basis van welke meest voorkomende gronden dat wordt gevorderd? In hoeverre was er in al die gevallen rechterlijke controle op het gebruik en de verwerking van gegevens die bij aanbieders van sociale mediadiensten zijn opgevraagd?

4) Kan de minister toelichten of er bepaalde protocollen werden afgesloten met de sociale media en kan zij gedetailleerd oplijsten welke sociale media niet meewerkten bij die aanvragen? Waarom werkten ze niet mee?

Antwoord ontvangen op 28 augustus 2012 :

Vraag 1. 

In het raam van het bewijsonderzoek is de procureur des Konings krachtens het artikel 35 van het Wetboek van Strafvordering bevoegd om al hetgeen kan dienen om de waarheid te ontdekken in beslag te nemen, ook de in een informaticasysteem opgeslagen gegevens (artikel 39bis). 

Identificatiegegevens, alsook de gegevenshistoriek van sociale netwerkgebruikers kunnen door de procureur des Konings onderzocht worden op basis van het artikel 46bis, of door de Onderzoeksrechter op basis van het artikel 88bis.

In uitzonderlijke gevallen kan ook de inhoud van de communicatie onderzocht worden door de Onderzoeksrechter op basis van artikel 90ter.

Elk van deze maatregelen wordt genomen op basis van een evaluatie “de facto” door de magistraat die de proportionaliteit van de maatregel moet rechtvaardigen. 

Wat de binnenlandse sociale media betreft (bijvoorbeeld Netlog) kunnen politiediensten, mits een wettelijke vordering, rechtstreeks gegevens opvragen. 

Wat de buitenlandse sociale media diensten betreft zijn er twee mogelijkheden.

Indien er een akkoord werd afgesloten met de leverancier (bijvoorbeeld Facebook) worden de gegevens mits een wettelijke vordering opgevraagd via de Federal Computer Crime Unit (FCCU) van de federale politie.

Indien er geen akkoord werd afgesloten, worden de gegevens gevraagd via een internationale rechtshulpverzoekcommissie. 

In het raam van het geheim van het onderzoek vinden deze vorderingen in ons land plaats buiten het medeweten van betrokkenen. De operatoren zijn wettelijk gebonden aan geheimhouding. In bepaalde andere landen, zoals de Verenigde Staten, bestaat de mogelijkheid wel om de betrokkene in te lichten. De meeste diensten doen dit niet, maar Twitter bijvoorbeeld doet het wel. 

De rechtsbescherming van de betrokken personen wordt gegarandeerd door de Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Behoudens de wettelijke bepalingen van het Wetboek van Strafvordering mogen er geen gegevens worden verstrekt aan andere partijen.

Al die beslissingen kunnen met betrekking tot hun wettelijkheid en regelmatigheid worden beoordeeld bij de Raadkamer of de Kamer van Inbeschuldigingstelling. 

Vraag 2. 

De vorderingen aan sociale media worden enkel bij de FCCU gecentraliseerd voor de sociale media in het buitenland waarmee een expliciet akkoord werd gesloten, met name Facebook (sinds 2010) en Badoo (sinds 2011).

Voor Facebook werden 19 vorderingen genoteerd in 2010 en 202 in 2011.

Voor Badoo werden 2 vorderingen genoteerd in 2011. 

Er wordt niet geregistreerd in welke gevallen het verdachten en niet-verdachten betrof. 

In ons land worden de betrokkenen door Justitie dus niet ingelicht dat ze het voorwerp van een vordering waren. 

In al deze gevallen werd voldaan aan de wettelijke voorwaarden die bepalen door wie en in welke gevallen een vordering mag gebeuren. 

Vraag 3. 

Voor deze vragen betreffende de veiligheid van de Staat en de Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid verwijs ik u resp. naar mijn Collega’s van Justitie en van Defensie. 

Vraag 4. 

Er werden tot heden enkel protocollen afgesloten tussen de federale politie (FCCU) en Facebook en Badoo. De samenwerking met andere internationale sociale media verloopt momenteel via internationale rechtshulpverzoeken.