Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-6430

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 7 juni 2012

aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee

De betalingsachterstand bij leningen gekoppeld aan consumentenkredieten

schuldenlast
betalingstermijn
consumptief krediet
bescherming van de consument
armoede

Chronologie

7/6/2012Verzending vraag
27/6/2012Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-2210

Vraag nr. 5-6430 d.d. 7 juni 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De cijfers van de betalingsachterstand van de Belgen zijn zowel heel concreet als veelbetekenend. In maart 2012 werd weerom een record bereikt. Ruim 320 000 landgenoten worstelen met minstens één achterstallige afbetaling. Dit meldt de Centrale voor Kredieten aan Particulieren van de Nationale Bank. Deze instelling geeft nog veel meer, vooral schrijnende en alarmerende informatie:

- De totale achterstand bedraagt ondertussen 2,6 miljard euro;

- Het gaat over achterstand van betaling bij ruim 460 000 contracten;

- Dus een gemiddelde achterstand van betaling van 5 592 euro per contract;

- Verdeeld over ongeveer 6,2 miljoen mensen.

Het hoofdaandeel van deze contracten betreft consumentenkredieten, dus mensen die beslissen tot de aankoop van goederen en daardoor in de problemen belanden omdat ze de afbetalingen niet aankunnen. Daarbij dient gesteld dat de achterstand voor de consumentenkredieten qua omvang relatief laag ligt, namelijk op 3 900 euro. De hypothecaire aspecten wegen uiteraard financieel veel zwaarder.

Al vele jaren klagen zowel de sociale werkers in zowat alle sectoren en voorzieningen, de consumentenverenigingen maar uitdrukkelijk ook de verenigingen van mensen in armoede, over het gemak en zelfs de agressieve verkoopstechnieken van consumentenkredieten. Mensen worden werkelijk verleid met laagdrempelige maar uiterst gevaarlijke kredieten bij de aankoop van huishoudtoestellen, informatica, elektronica, reizen, kleding, meubelen, wagens, enz. Vooral mensen in een al kwetsbare positie vormen hier gegeerde en gemakkelijke slachtoffers. In deze toestand ontstaan vele problemen voor vele mensen en gezinnen, die hen decennialang blijven achtervolgen. Ze vormen een penibele keten waarin ook gerechtsdeurwaarders en incassobedrijven hun macabere broodwinning vinden.

Hoe interpreteert de minister de piekende cijfers over betalingsachterstanden bij consumentenkredieten? Beaamt hij dat hier de wortels schuilen van veel menselijk leed, waarbij vooral kwetsbare mensen slachtoffer worden van te gemakkelijke en vaak te verleidelijke mogelijkheden om consumentenkredieten aan te gaan? Gaat de minister akkoord dat het aanpakken van deze te gemakkelijke kredietverlening heel veel leed en miserie bij vele, steeds meer mensen zou voorkomen? Vindt de minister het belangrijk om de trend van stijgende achterstand bij afbetalingen om te buigen? Is de minister bereid om hier een speerpunt van zijn beleid van te maken en door slagkrachtige maatregelen de drempel tot het verlenen van consumentenkredieten drastisch te verhogen? Hoe en wanneer zal de minister deze doelstelling concretiseren? Is de minister bereid om zich hierbij te laten adviseren door de experts ter zake, onder andere de consumentenorganisaties en de verenigingen waar armen het woord nemen, die hieromtrent al over vele concrete voorstellen beschikken?

Antwoord ontvangen op 27 juni 2012 :

Uit de cijfers van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren (CKP) blijkt dat het aantal contracten met een openstaande betalingsachterstand in 2011 voor het vierde jaar op rij is gestegen. Ook de omvang van het gemiddelde achterstallige bedrag is sinds 2008 sterk toegenomen. Deze cijfers zijn duidelijk verontrustend en vragen een kordate preventieve aanpak van de schuldproblematiek bij consumenten. De oorzaak van de stijging van het aantal betalingsachterstanden bij consumentenkredieten sinds het ontstaan van de crisis ligt echter niet in een verminderde kwaliteit van de toegekende kredieten. Voor de nieuwe kredieten die in 2009 en 2010 werden gesloten ligt het wanbetalingspercentage na één jaar immers lager dan het wanbetalingspercentage na één jaar voor kredieten die werden toegekend vóór de crisis.

Daarnaast dient opgemerkt te worden dat een vergelijking van de cijfergegevens van de CKP na 2011 met eerdere cijfergegevens bemoeilijkt wordt door de verplichte registratie van geoorloofde debetstanden op rekening sinds 2011. Ook reeds bestaande kredieten en betalingsachterstanden duiken hierdoor plots op in de statistieken van de CKP, wat soms een vertekend beeld kan geven.

Het zou bovendien fout zijn om te concluderen dat alle personen die in de bestanden van de CKP geregistreerd zijn voor een achterstallige betaling van minstens één krediet te kampen hebben met een overmatige schuldenlast. Andere oorzaken, zoals niet-betaling wegens persoonlijke onachtzaamheid, een geschil met de kredietgever of tijdelijke financiële moeilijkheden moeten immers ook in rekening worden gebracht. Het risico op een overmatige schuldenlast neemt normaal toe wanneer een persoon meer en grotere betalingsachterstallen heeft. Op basis van de gegevens van de CKP met betrekking tot betalingsachterstanden voor kredieten, kan gesteld worden dat het globale risico op overmatige schuldenlast lichtjes gestegen is.

Men mag ook niet uit het oog verliezen dat de oorzaken van een overmatige schuldenlast zich niet beperken tot betalingsachterstanden uit consumentenkrediet. Drie op de tien personen die een beroep doen op de procedure van collectieve schuldenregeling zijn immers met geen enkele achterstallige kredietovereenkomst in de CKP geregistreerd. Consumenten kampen vaak met andere betalingsmoeilijkheden, zoals bijvoorbeeld schulden met betrekking tot gezondheidszorg, energiefacturen, telefoon, huur, of fiscale schulden. Een dergelijk complexe problematiek vereist bijgevolg een aanpak die zich richt op deze zeer diverse oorzaken.

Dit neemt niet weg dat de aangroei van betalingsachterstanden voor kredietopeningen zorgwekkend blijft. Uit de statistieken van eind 2011 blijkt dat het aantal achterstallige betalingen voor kredietopeningen ongeveer dubbel zo groot is bij niet-bancaire dan bij bancaire instellingen.

Ik zal daarom om op korte termijn een wetsontwerp tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet in te dienen. Hierbij zal vooral worden ingespeeld op het te gemakkelijk toestaan van kredietopeningen door grootwarenhuizen, winkels, elektrozaken of postorderbedrijven.

Het geachte lid vraagt of ik bereid ben te luisteren naar de adviezen van experts ter zake zoals de consumentenorganisaties en de verenigingen waar armen het woord nemen. Ik ben reeds op de hoogte van de aanbevelingen van de nota’s van het Platform Dag zonder Krediet. Ook daarnaast ben ik steeds bereid concrete voorstellen te bekijken en op hun haalbaarheid te toetsen.