Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-6232

van Karl Vanlouwe (N-VA) d.d. 11 mei 2012

aan de minister van Justitie

Brussel - Misdrijven - Openbaar vervoer - Metro - Gevolgen

openbaar vervoer
criminaliteit
officiële statistiek
Hoofdstedelijk Gewest Brussels
gerechtelijke vervolging
metro

Chronologie

11/5/2012Verzending vraag
24/12/2012Antwoord

Vraag nr. 5-6232 d.d. 11 mei 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Graag had ik van de minister volgende informatie bekomen:

1) Een overzicht voor de jaren 2008, 2009, 2010 en 2011 van het aantal processen-verbaal (pv's) dat door de politie aan het parket doorgezonden werd voor misdrijven op het openbaar vervoer in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, indien mogelijk opgedeeld voor trein-, tram-, bus- en metrolijnen.

2) Kan u hierbij een opdeling maken van de verschillende soorten vastgestelde misdrijven, per hoofdcategorie?

3) Indien mogelijk had ik voor dezelfde periode ook graag een overzicht gekregen van het aantal in proces-verbaal vastgestelde misdrijven die zich voordeden in de metrostations van de 19 gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, opgedeeld per metrostation en per gemeente.

4) Graag had ik van u ook geweten hoeveel van die misdrijven in bovenstaande periode aanleiding hebben gegeven tot seponering, dan wel vervolging door het parket (uitoefening van de strafvordering, minnelijke schikking, strafbemiddeling).

5) In hoeveel van die gevallen vond er effectief een veroordeling plaats? In hoeveel gevallen leidde een proces tot de vrijspraak?

6) In hoeveel van die gevallen was het misdrijf verjaard alvorens de rechter een uitspraak kon doen?

Antwoord ontvangen op 24 december 2012 :

Op basis van de inlichtingen mij verschaft door de spoorwegpolitie, alsook de statistisch analisten van het college van procureurs-generaal, kan ik u het volgende antwoorden.

1) Ik verwijs naar de excell-bijlage voor een gedetailleerd overzicht van de cijfers. Hierin wordt het aantal overtredingen dat de geïntegreerde politie bij het openbaar vervoer in het Brusselse Gewest heeft vastgesteld opgenomen (onder meer: trein- en metrostations, trein, metro, enz.). Deze cijfers komen uit de gegevensbank van de geïntegreerde politie (via het AIK van Brussel). Ze geven een overzicht voor de periode 2007-2010 en het eerste semester van 2011. Het is evenwel niet mogelijk om het exacte aantal feiten dat op trein-, tram-, bus- en metrolijnen wordt gepleegd uit de gegevensbank te halen.

Uit de analyse van de gegevens blijkt dat de politiediensten, tussen 2007 en 2010, een daling van het aantal misdrijven in het openbaar vervoer in het Brusselse Gewest hebben vastgesteld (daling met 11 %). Deze daling is niet noodzakelijk het gevolg van een vermindering van het aantal feiten. Dit kan ook worden verklaard door het gebrek aan manschappen binnen de federale politie (meer bepaald binnen de diensten van de Brusselse spoorwegpolitie waardoor er minder controles worden uitgevoerd).

De cijfers tonen wel een opmerkelijke stijging van het aantal geregistreerde misdrijven in bussen (+27 %) en bushaltes (+17 %) aan, terwijl het aantal geregistreerde misdrijven in trams (-3 %) en tramhaltes (-36 %) van 2007 tot 2010 lijkt te dalen.

2) Ik verwijs naar de excell-bijlage voor een gedetailleerd overzicht van de cijfers. Hierin vindt u het aantal misdrijven dat door de geïntegreerde politie bij het openbaar vervoer in het Brusselse Gewest werd vastgesteld, opgedeeld per criminele fenomeencategorie. Deze cijfers komen uit de gegevensbank van de geïntegreerde politie (via het AIK van Brussel). Ze geven een overzicht voor de periode 2007-2010 en het eerste semester van 2011.

Uit de analyse van de cijfers blijkt dat de politiediensten in het Brussels openbaar vervoer – tussen 2007 en 2010 – een stijging van het aantal feiten met betrekking tot informaticacriminaliteit (+80 %) en vrijwillige brandstichting (+59 %) hebben geregistreerd.

Ook hier is het evenwel niet mogelijk om het exacte aantal op trein-, tram-, bus- en metrolijnen gepleegde feiten uit de gegevensbank te halen.

3) Ik verwijs naar de excell-bijlage voor een gedetailleerd overzicht van de cijfers. Hierin wordt het aantal misdrijven dat door de geïntegreerde politie in het Brusselse Gewest werd geregistreerd vermeld, opgedeeld per metrostation en per gemeente. Deze cijfers komen uit de gegevensbank van de geïntegreerde politie (via het AIK van Brussel). Ze geven een overzicht voor de periode 2007-2010 en het eerste semester van 2011.

Uit de analyse van de cijfers blijkt dat de politiediensten een stijging van het aantal misdrijven in de (pre)metrostation Weststation, Albert, Delacroix, Anneessens en Clemenceau hebben geregistreerd. In de (pre)metrostation Noordstation, Madou, Zuidstation en Beekkant werd dan weer een daling van het aantal misdrijven vastgesteld.

Op gemeentelijk vlak hebben de politiediensten een daling van het aantal misdrijven in Sint-Joost-ten-Noode (-55 %), Ukkel (-52 %) en Watermaal-Bosvoorde (-21 %) geregistreerd. In Ganshoren (40 %), Sint-Lambrechts-Woluwe (+23 %) en Evere (+17 %) werd daarentegen een stijging opgemeten.

Ook deze cijfers moeten met de nodige omzichtigheid worden benaderd. De registratie van de misdrijven hangt immers af van het aantal door de geïntegreerde politie uitgevoerde controles.

4 tot 6. Wat de parketstatistieken betreft, kan ik u het volgende meedelen.

Op basis van de in de gegevensbank van het college van procureurs-generaal geregistreerde informatie, kunnen de statistische analisten van het openbaar ministerie niet onderscheiden of de door de politiediensten opgestelde processen-verbaal betrekking hebben op misdrijven die al dan niet in het openbaar vervoer werden gepleegd. Op basis van de code van de verbaliserende overheid kunnen de statistische analisten evenwel de zaken identificeren voor dewelke de processen-verbaal door de federale politie, de Directie van de politie van de verbindingswegen, de Dienst spoorwegpolitie (DAC-SPC) of rechtstreeks door de MIVB en de NMBS werden opgesteld. De antwoorden op vragen 1 tot 6 geven algemene statistieken, zonder opdeling volgens de plaats van de feiten.

De cijfers in tabel 1 van bijlage 2 tonen aan dat er van 1 januari 2008 tot 31 december 2011 19 120 zaken bij het correctionele parket van Brussel werden geregistreerd. Op 19.120 zaken komen er 18 810 (98,40 %) van de Directie van de politie van de verbindingswegen, Dienst spoorwegpolitie (DAC-SPC), 260 zaken (1,36 %) van de MIVB en slechts 50 zaken (0,26) van de federale politie (NMBS). Wat betreft de posten van de Afdeling Brussel van de SPC, wordt vastgesteld dat 42,48 % van de zaken afkomstig zijn van de post Metro, 42,31 % van de post Centrum en 13,49 % van de post Eurostar.,

De cijfers in tabel 2 in bijlage 2 geven de zaken weer van misdrijven inzake openbaar vervoer die bij het correctionele parket van Brussel werden geregistreerd, in functie van de voornaamste categorieën tenlasteleggingscodes. De tijdens de observatieperiode geregistreerde zaken hebben voornamelijk betrekking op wanbedrijven inzake “openbare orde en openbare veiligheid” (27,08 %), diefstal en afpersing (25,68 %), verdovende middelen en doping (11,35 %) en slagen en verwondingen (10,02 %).

In tabel 3 in bijlage 2 wordt het aantal zaken vermeld voor de misdrijven inzake "openbaar vervoer" dat tussen 1 januari 2008 en 31 december 2011 bij het correctionele parket van Brussel is ingestroomd, in functie van de eerste 20 meest voorkomende tenlasteleggingscodes. De eerste 20 meest voorkomende tenlasteleggingscodes omvaten zo’n 80 % van alle bij het correctionele parket van Brussel geregistreerde zaken. Op de eerste plaatsen staan met name misdrijven in verband met gewone diefstal (10,67 %), verdovende middelen (10,18 %), illegaal verblijf (8,81 %), vrijwillige slagen en verwondingen (7,86 %) en diefstal door middel van geweld of bedreiging (7,61 %).

De cijfers in tabel 4 in bijlage 2 geven de laatste vooruitgangsstaat weer van zaken voor de misdrijven inzake “openbaar vervoer” op het moment van de laatste gegevensextractie op 10 januari 2012. Op 19.120 zaken zijn 588 zaken (3,08 %) nog in vooronderzoek, 15 082 (78,88 %) werden zonder gevolg gesteld, 932 zaken (4,87%) werden ter beschikking doorgestuurd, een minnelijke schikking werd in 41 zaken (0,21 %) voorgesteld, in 12 zaken (0,06 %) was er sprake van een bemiddeling in strafzaken, 98 zaken (0,51 %) zijn in onderzoek en 113 werden voor de raadkamer vastgesteld om de rechtspleging te regelen, in 2 251 zaken (11,77 %) was er sprake van een dagvaarding of een beslissing na de dagvaarding. Voor drie zaken was de laatste vooruitgangstaat niet bepaald.

De gevoegde zaken krijgen de vooruitgangsstaat van de “moederzaak”.

Voor een beter begrip moet rekening worden gehouden met de ouderdom van de cohorte. Volgens de extractiedatum van 10 januari 2012 stemmen de in tabel 4 voorgestelde gegevens overeen met dossiers waarvan de ouderdom varieert tussen minimum 10 dagen en maximum 48 maanden en 10 dagen. Het is dan ook normaal dat een groot percentage zaken zich in de cohortes nog in de vooruitgangsstaat "vooronderzoek" bevindt. Bijgevolg zullen heel wat zaken naar andere vooruitgangsstaten evolueren. Op de extractiedatum zijn de hierboven vermelde vooruitgangsstaten dus een tijdelijke situatie. In bijlage is tevens een verklarende nota van de verschillende vooruitgangsstaten opgenomen.

De cijfers in tabel 5 in bijlage 2 geven uitgebreidere informatie omtrent de motieven van zonder gevolgstelling. Uit deze tabel blijkt dat de zaken betreffende de misdrijven inzake “openbaar vervoer” voornamelijk omwille van volgende motieven zonder gevolg worden gesteld: “andere prioriteiten” (31,14 %), dader onbekend” (28,28 %), “afwezigheid van voorgaanden” (8,29 %) en “wanverhouding strafvordering-maatschappelijke verstoring” (6,10 %).

Uit tabel 6 in bijlage kunnen we afleiden dat er op 10 januari 2012 voor 2 002 van de 2 251 zaken in vooruitgangsstaat “dagvaarding en vervolg” uit tabel 2 reeds een eerste vonnis ten gronde was uitgesproken. Op 1 984 berechte zaken werd in 1 927 zaken (96,25 %) een veroordeling uitgesproken, 33 zaken (1,65 %) werden opgeschort en in slechts 16 zaken (0,80 %) werd een vrijspraak uitgesproken. Er moet worden benadrukt dat voor een beter begrip van de gegevens rekening moet worden gehouden met de ouderdom van de cohorte. Het is immers zo dat een in 2011 bij het parket geregistreerde zaak veel minder tijd heeft gehad om het stadium van het vonnis ten gronde te bereiken dan een in 2008 ingestroomde zaak. Vele zaken uit tabel 2 zullen naar een andere vooruitgangsstaat evolueren. Waarschijnlijk zal het aantal vonnissen ten gronde mettertijd toenemen.