Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-6227

van Louis Ide (N-VA) d.d. 9 mei 2012

aan de minister van Justitie

Jeugdrechter - Uit handen geven van minderjarigen - Stand van zaken

rechtspraak voor minderjarigen
officiële statistiek
minderjarigheid
jongere

Chronologie

9/5/2012Verzending vraag
22/8/2012Antwoord

Vraag nr. 5-6227 d.d. 9 mei 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Als de jeugdrechter van oordeel is dat de feiten die door een minderjarige zijn gepleegd van dusdanig zware aard zijn, kan hij beslissen om de betrokkene uit handen te geven voor een eventuele berechting voor het hof van assisen.

Dat is een zeer gewichtige beslissing van de jeugdrechter met verregaande gevolgen voor de betrokken minderjarigen. Bijgevolg zal het aantal gevallen waarin tot deze beslissing wordt overgegaan ongetwijfeld relatief beperkt zijn.

Om meer inzicht te krijgen in deze procedure had ik van de minister graag het volgende geweten:

1) In hoeveel gevallen besliste de jeugdrechter om iemand uit handen te geven en dit afzonderlijk voor de jaren 2007, 2008, 2009, 2010 en 2011?

2) Over welke leeftijden gaat het per geval en gemiddeld per jaar?

Graag had ik de cijfers voor de afzonderlijke jaren ook opgedeeld per gewest gekregen.

Antwoord ontvangen op 22 augustus 2012 :

Alvorens te antwoorden op de vraag over de beschikbare cijfers inzake de door de jeugdrechtbanken uitgesproken beslissingen tot uithandengeving, wensen wij opheldering te verschaffen over het volgende punt: een grote meerderheid van de beslissingen tot uithandengeving geeft geen aanleiding tot een verwijzing van de betrokken minderjarige naar een hof van assisen. Enkel in de gevallen waarin de ten laste gelegde feiten niet "correctionaliseerbaar" zijn (artikel 57bis van de wet van 1965), kan het parket immers beslissen de zaak voor een hof van assisen te vervolgen.

Thans kunnen uit de gegevens die de griffies van de jeugdrechtbanken coderen in het computerprogramma waarover zij beschikken (het Dumbo-programma) geen geldige en betrouwbare cijfers inzake beslissingen tot uithandengeving worden geëxtraheerd. Gelet op de talrijke gebreken van het systeem en van de registratiepraktijken werd aan het Nationaal Instituut voor criminalistiek en criminologie (NICC) immers gevraagd wetenschappelijke ondersteuning te verlenen bij de verbetering van de opmaak van de gegevens. Daartoe heeft het NICC zich gebogen over de structurering van de informaticatoepassing en met de hulp van de jeugdgriffies en de jeugdrechters heeft het bepaald welke aanpassingen nodig zijn op het niveau van zowel het programma als de registratiepraktijken om in fine te komen tot het verzamelen van geldige en betrouwbare gegevens die voor statistische doeleinden kunnen worden gebruikt. Daarna werd de fakkel doorgegeven aan de informatici van de informatie- en communicatietechnologie (ICT) om in concreto over te gaan tot de vereiste aanpassingen aan de informatica. Dit programmeringswerk is thans nog steeds aan de gang.

Het college van procureurs-generaal heeft overigens, meer specifiek met betrekking tot de registratie van de procedure van uithandengeving en van de gevolgen ervan, het NICC en de statistisch analisten bij de correctionele parketten (verantwoordelijk voor de statistieken van het Rea-programma) ermee belast te bepalen welke aanpassingen nodig zijn aan de programma's en registratiepraktijken om inzonderheid de follow-up van de dossiers van de uit handen gegeven minderjarigen van het programma "jeugd" (Dumbo) in het Rea-programma mogelijk te maken. Dit werk wordt thans voltooid door het opstellen van een registratierichtlijn ten behoeve van de jeugdparketten en jeugdgriffies en de correctionele parketten.