Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-6139

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 24 april 2012

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken

Het blokkeren van bankrekeningen van de Belgische ambassade door en in Rwanda

Rwanda
ambassade
bankdeposito

Chronologie

24/4/2012Verzending vraag
2/7/2012Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-2074

Vraag nr. 5-6139 d.d. 24 april 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In november vorig jaar blokkeerde de Rwandese autoriteiten de rekeningen van de Belgische ambassade vanwege een financieel geschil tussen een Rwandees zakenman en de Rwandese staat voor een Brussels rechtbank. Die zou een blokkering van de rekeningen van de Rwandese Ambassade in België bevolen hebben. Het gaat hier dus over een burgerlijke rechtsprocedure.

Ik stelde de minister hierover eerder schriftelijke vraag 5-5371. Het antwoord van de minister verbaasde me enigszins. Zo zouden de rekeningen van de Belgische ambassade in Kigali nog steeds niet zijn vrijgegeven. Rwanda beweert dat België niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen om de rekeningen van de ambassade van Rwanda te beschermen in overeenstemming met het Verdrag van Wenen inzake het diplomatieke verkeer en heeft als retorsiemaatregel de rekening van de Belgische ambassade in Kigali laten blokkeren.

Volgens de minister is dit een schending van het welgekende principe van internationaal recht "ne impediatur legatio" zoals gewaarborgd door artikel 25 van bovengenoemd verdrag. De vorige minister van Buitenlandse Zaken heeft de ambassadeur van Rwanda dan ook geconvoceerd en officieel protest aangetekend tegen deze maatregel. Dat maakte blijkbaar weinig indruk.

Wat mij nog meer verbaast in het antwoord van de minister is zijn mededeling dat de Belgische Staat in deze nog steeds hangende procedure voor de Rechtbank van eerste aanleg vrijwillig tussenbeide kwam aan de zijde van de Rwandese staat, met als doel de opheffing van het beslag te bekomen. Ik vraag me af waarom de Belgische staat zich ertoe laat chanteren tussenbeide te komen in een burgerlijk proces.

Bevestigt de minister dat de rekeningen van onze ambassade te Kigali nog steeds geblokkeerd zijn? Brengt dat ernstige problemen met zich mee voor de werking van de ambassade? Gaat de minister akkoord met de beschuldigingen van Rwanda dat België haar internationale verplichtingen niet nakomt door de rekeningen van de Rwandese ambassade niet te beschermen? Zo neen, vindt de minister het normaal dat Rwanda deze vergeldingsmaatregel neemt? Heeft België aan de Rwandese autoriteiten uitgelegd dat in België de scheiding der machten geldt en dat onze regering de gerechtelijke macht niet zomaar haar wil kan opleggen? Welk gevolg werd gegeven aan de convocatie en de officiële klacht door België? Op welke andere wijzen zal de minister het Rwandese regime duidelijk maken dat België dit niet neemt? Is België een gerechtsprocedure begonnen tegen de Rwandese staat om de rekeningen in Kigali vrij te krijgen?

Vindt de minister het normaal dat België tussenbeide komt in een burgerlijk geding vanwege de chantage door een andere staat? Welk belang riep het daarvoor in? Begrijpt de minister dat ik die toegeving een zeer slecht signaal vindt aan een land waar niet altijd even nauw wordt omgesprongen met de burgerrechten en de scheiding der machten?

Antwoord ontvangen op 2 juli 2012 :

Ik kan bevestigen dat de rekening van de Ambassade van België in Kigali nog steeds geblokkeerd is. Dergelijke blokkering vergemakkelijkt inderdaad niet de dagdagelijkse functionering van onze Ambassade. Toch is de functionering er ook niet volledig door geblokkeerd.

Neen, ik deel dit standpunt niet: België respecteert wel degelijk haar internationale verplichtingen die in het Verdrag van Wenen van 1961 inzake diplomatiek verkeer zijn ingeschreven.

Het artikel 22, §3 van het voornoemde verdrag geeft aan dat de gebouwen van een diplomatieke zending, het meubilair en de andere aanwezige voorwerpen gevrijwaard zijn tegen beslaglegging. Hoewel dit artikel de bankrekening van een ambassade niet uitdrukkelijk vermeldt, is de immuniteit er toch op van toepassing op grond van het internationaal gewoonterecht. Deze immuniteit impliceert een verplichting voor de ontvangststaat om zich te onthouden van het stellen van een ongeoorloofde handeling. In casu betreft het een bewarend beslag onder derden (een financiële instelling) rechtstreeks door de Rwandese schuldeiser (een privéonderneming) op de Rwandese bankrekening van de Ambassade gelegd via gerechtsdeurwaarderexploot. Geen enkel Belgisch Staatsorgaan is in die procedure opgetreden en België heeft derhalve haar onthoudingsplicht vervat in bovengenoemd artikel gerespecteerd.

Daarnaast stelt het artikel 25 van dit verdrag dat de ontvangststaat de zending alle faciliteiten ten behoeve van de uitoefening van haar werkzaamheden verleent. Dit houdt een plicht tot handelen in voor de ontvangststaat. Net door de vrijwillige tussenkomst van België, die erop gericht is de diplomatieke immuniteit te laten respecteren, in de procedure tot opheffing van het beslag ingesteld door de Rwandese Staat voor de Brusselse (beslag)rechter, voldoet ons land aan deze plicht tot handelen voorzien in genoemd artikel 25. België gaat zelfs verder en onderzoekt ernstig of de Belgische beslagwetgeving kan gewijzigd worden, zodat een inbreuk op de diplomatieke immuniteit in de toekomst verhinderd wordt.

België blijft pleiten dat vergeldingsmaatregelen helemaal niet zullen helpen om die zaak op te lossen daar de uitvoerende macht in België geen greep heeft op de lopende gerechtelijke procedure. Er werd inderdaad aan Rwanda uitgelegd dat de scheiding van machten in België het aantal maatregelen dat de Belgische Staat kan nemen in die zaken, beperkt. Ik blijf in regelmatig contact met mijn Rwandese homoloog. Een gerechtsprocedure tegen de Rwandese Staat acht ik momenteel niet wenselijk: het is de bedoeling een escalatie te vermijden.

Zoals gezegd is de Belgische tussenkomst in het burgerlijk geding ingegeven door de noodzaak tot naleving door België, in haar hoedanigheid van ontvangststaat, van haar verplichtingen onder het voornoemde Verdrag van Wenen. België geeft dus helemaal niet toe aan chantage door vrijwillig tussen te komen voor de rechtbank ter ondersteuning van de Rwandese Staat. België komt trouwens niet ten gronde tussen in het commercieel geschil tussen twee Rwandese partijen (Rwandese Staat en privé firma) maar komt tussen als ontvangststaat, naast de Rwandese zendstaat , teneinde de diplomatieke immuniteit van laatstgenoemde te laten respecteren door middel van de opheffing van het onrechtmatig bewarend beslag onder derden.

De tussenkomst van België in die zaak is gemotiveerd door haar verantwoordelijkheid als ontvangststaat en het belang van haar bilaterale betrekkingen. De toestand van burgerrechten in Rwanda houdt geen verband met die zaak.