Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-6042

van Fabienne Winckel (PS) d.d. 5 april 2012

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

Tandverzorging - Centra voor het bleken van tanden - Glimlachbars - Niet-professionelen - Waarborg - Concurrentie - Klachten - Producten - Peroxide - Risico's

tandheelkunde
haar- en schoonheidsverzorging

Chronologie

5/4/2012Verzending vraag
29/8/2012Antwoord

Vraag nr. 5-6042 d.d. 5 april 2012 : (Vraag gesteld in het Frans)

Bijna overal in België ontstaan centra voor het bleken van tanden, wat door de Société de Médecine Dentaire (SMD) niet wordt gewaardeerd. Ze vreest dat de handelaars misbruik maken van de naïviteit van de mensen en hun gezondheid op het spel zetten.

Het grootste probleem is volgens de SMD het feit dat het bleken van tanden door niet-professionelen wordt uitgevoerd.

De verdedigers van de glimlachbars verzekeren dat de klant geen enkele medische handeling ondergaat en dat de medewerksters een ernstige en aangepaste opleiding krijgen om de klanten zo goed mogelijk te adviseren.

De SMD heeft ook vragen bij de legaliteit van de producten die in de centra voor het bleken van tanden worden gebruikt, want de glimlachbars gebruiken producten met peroxide, een substantie die niet meer dan 0,1% van de concentratie van het oxiderende product mag uitmaken, terwijl tandartsen een veel hogere concentratie gebruiken (tot 6%) wat een beter resultaat garandeert. Bovendien maken de tandartsen een voorafgaande diagnose om de eventuele contra-indicaties op te sporen en soms weigeren ze de tanden van bepaalde patiënten te bleken. In sommige gevallen bevelen de tandartsen andere behandelingen aan (tandsteen verwijderen, polijsten,...) om de tanden er beter te doen uitzien.

De SMD vermeldt ook dat het bleken niet altijd een gelijkmatig effect heeft op de behandelde tanden, wat het nut van een ernstige voorafgaande diagnose nog vergroot want op die manier kunnen tandfacings, prothesen en andere herstellingen worden opgespoord en kan een lelijk veelkleurig effect worden voorkomen.

1) Moet de knowhow van de beoefenaars niet worden gewaarborgd door een diploma tandheelkunde omdat slecht aangebrachte peroxide min of meer ernstige schade kan veroorzaken (verbranding van de lippen of van de mondslijmvliezen)?

2) Zijn er al klachten ingediend tegen de glimlachbars? Ze gaan er immers prat op dat ze hetzelfde resultaat bereiken als de tandartsen, hoewel ze niet dezelfde concentratie van het product gebruiken. Gaat het hier niet om oneerlijke concurrentie?

Antwoord ontvangen op 29 augustus 2012 :

Het bleaching-verhaal kent een lange geschiedenis.

In de context van de richtlijn 76/768/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lidstaten inzake cosmetische producten, producten op basis van waterstofperoxide of van producten die waterstofperoxide vrijmaken, ligt het maximumgehalte waterstofperoxide al geruime tijd op 0,1 %.

Er waren niettemin producten op de Europese markt met een hoger gehalte, met een beweerde status van medisch hulpmiddel, zodat het mogelijk was om de beperkingen van de cosmeticarichtlijn 76/768 te omzeilen.

In België leidden meerdere rechtszaken tot het arrest van 23 april 2002 van het Hof van Beroep dat duidelijk maakt dat het bleken van tanden wel degelijk een tandheelkundige handeling is en dat dit dus enkel door een erkende tandarts mag worden gedaan.

De niet-tandartsen omzeilen echter opnieuw de wetgeving. Ze vragen de klanten om zelf het hulpstuk in hun mond aan te brengen, en beweren dat ze op die manier geen tandheelkunde beoefenen.

Na heel wat rechtszaken, in België en elders, heeft de Europese Commissie duidelijk gesteld dat de bleekproducten aan de definitie van cosmetische producten beantwoorden en niet aan die van medische hulpmiddelen. Deze producten moeten dus de in de cosmeticarichtlijn 76/768 opgelegde beperkingen nakomen.

Vervolgens heeft het Europees wetenschappelijk Comité voor de consumptieproducten (SCCS) in 2007 een gedetailleerd advies afgeleverd over de veiligheid van tandbleekmiddelen op basis van waterstofperoxide of die waterstofperoxide vrijmaken. Het concludeerde dat voor producten die tussen 0,1 en 6 % waterstofperoxide bevatten of vrijmaken, hun gebruiksveiligheid enkel kon worden gegarandeerd indien een tandarts de tanden en de mond onderzocht voorafgaand aan elke gebruikscyclus. Voor producten die meer dan 6 % waterstofperoxide bevatten of vrijmaken is de veiligheidsmarge te gering en een veilig gebruik kan dan ook niet worden gewaarborgd.

Na zeer lange discussies werden er op 20 september 2011 via de richtlijn 2011/84/EU nieuwe Europese bepalingen aangenomen:

Deze bepalingen zullen in heel de Europese Unie in voege treden vanaf 31 oktober 2012.

De Raad voor Tandheelkunde bracht ongeveer gelijktijdig zijn advies uit waarin hij van oordeel is dat “bleaching” en “strassing” tandheelkundige handelingen vormen.

Samengevat moeten volgens de wetgeving op de cosmetische producten de tandbleekproducten de drempel van 0,1 % aanwezige of vrijgemaakte waterstofperoxide respecteren tot 31 oktober 2012.

Vanaf 31 oktober 2012:

Wat de klachten betreft : Er worden weinig klachten geregistreerd want het publiek wendt zich in geval van ongewenste en aanzienlijke bijverschijnselen voornamelijk tot de tandarts. Enkele tandartsen melden feiten in verband met behandelingen buiten het wettelijke circuit.