Belgisch leger - Deserties - Aantal - Evolutie - Buitenland
krijgsmacht
militair personeel
militaire discipline
23/3/2012 | Verzending vraag |
27/4/2012 | Antwoord |
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-5977
Onlangs kreeg een (ex-)militair een werkstraf van vijftig uur omdat hij de militaire basis verliet zonder zijn oversten te verwittigen. Hij keerde pas een kleine maand later terug. De reden van desertie was volgens de man een dodelijk verveling.
In België wordt een onderscheid gemaakt tussen oorlogstijd en vredestijd. Ook wordt bij de behandeling de rang van de betrokken militair in aanmerking genomen. Zodra een officier drie dagen in oorlogstijd en vijftien dagen in vredestijd wegblijft, wordt hij beschouwd als een deserteur. Voor de militairen met een lagere rang, wordt een afwezigheid van drie dagen in oorlogstijd en acht dagen in vredestijd beschouwd als desertie. Als de militair in verlof was, gelden termijnen van respectievelijk drie en vijftien dagen.
Hierover de volgende vragen:
1) Hoeveel gevallen van desertie in vredestijd kende de krijgsmacht jaarlijks in de periode 2006-2011? In hoeveel gevallen gebeurde dit tijdens de dienst en in hoeveel gevallen tijdens het verlof? Welke eigenschappen vertonen deze vaststellingen, o.a. met betrekking tot (1) rang, (2) leeftijd/geslacht/afkomst, (3) onderdeel van de krijgsmacht, (4) tewerkstellingsplaats en (5) de functie? Welke gevolgen werden gegeven aan deze gevallen van desertie?
2) Hebben er zich gevallen van desertie voorgedaan op één van de buitenlandse missies van het Belgische leger gedurende de afgelopen vijf jaar? Zo ja, over welke gevallen gaat het hier? Is er hier dan sprake van desertie in oorlogstijd? Welke gevolgen werden gegeven aan deze gevallen van desertie?
3) Welke redenen geven de deserteurs op om hun desertie te verklaren? Komen verveling en het ontbreken van een nuttige dagtaak hierbij vaak voor als reden?
Het geachte lid gelieve hierna het antwoord te willen vinden op de door hem gestelde vragen.
1. In de periode 2006-2011 werden 105 militairen beschouwd als deserteur, van wie 24 recidivisten. Er werden in deze tijdspanne 138 periodes van desertie genoteerd, waarvan 21 in 2006; 20 in 2007; 24 in 2008; 19 in 2009; 11 in 2010; 43 in 2011.
In slechts enkele gevallen betreft het militairen die niet tijdig terugkeerden uit hun verlof. Bij 45 militairen (43 %) was er een periode van (langdurige) afwezigheid om gezondheidsredenen voorafgaand aan en/of volgend op de periode van desertie. Bij 35 militairen (33 %) was de periode van desertie verbonden met een tijdelijke ambtsontheffing (wegens loopbaanonderbreking of wegens persoonlijke aangelegenheden), als gevolg van laattijdige aanvraag tot verlenging of tot heropname in de getalsterkte alsook in gevolge de laattijdige aanvraag tot ontslag of in het geval dat de aanvraag voor een tijdelijke ambtsontheffing geweigerd werd. Hierdoor kwamen de betrokkenen meestal onbewust en ongewild in een feitelijke toestand van desertie terecht.
Het betreft enkel militairen van het mannelijke geslacht.
Het gaat vooral om jonge militairen: 63 % in de leeftijdscategorie 18 tot en met 30 jaar; 30 % in de categorie 31 tot en met 40 jaar; 5 % in de categorie 41 tot en met 50 jaar; 2 % bij de +50-jarigen.
Het betreft meestal de personeelscategorie van de vrijwilligers: 78 % vrijwilligers; 20 % onderofficieren; 2 % officieren. Vermits het meestal om jonge militairen gaat, bevinden de meesten zich nog in hun basisfunctie of zelfs nog in hun basisvorming. In 38 % van de gevallen gaat het over kandidaat-militairen in hun basisvorming.
Voor wat betreft de spreiding van de deserteurs over de machten: 75 % behoort tot de Landmacht; 6 % tot de Luchtmacht; 10 % tot de Marine; 7 % tot de Medische Dienst en 2 % tot de Muzikanten.
Enkel de strafrechter heeft de bevoegdheid om vast te stellen indien het al dan niet om desertie gaat. Daarom mogen de militaire autoriteiten voor het misdrijf “desertie” geen tuchtstraf opleggen. Een statutaire maatregel ingevolge een veroordeling voor desertie is wel mogelijk.
Anders is het gesteld met de beteugeling van de onwettige afwezigheid. De (kandidaat-) militair die lang of vaak onwettig afwezig is geweest kan, op voorstel van de militaire chef, in vele gevallen zijn hoedanigheid van militair verliezen waardoor hij Defensie moet verlaten. Het spreekt voor zich dat er streng wordt opgetreden tegen de militairen die onwettig afwezig geweest zijn gedurende één of meerdere dagen. De militaire autoriteiten kunnen in dit geval wel tuchtstraffen opleggen.
2. Sinds 2006 werd geen enkele militair door de strafrechter veroordeeld ingevolge desertie tijdens een buitenlandse missie. Indien dit wel het geval zou zijn, is er geen sprake van desertie in oorlogstijd, omdat de staat van oorlog in België niet werd afgekondigd.
3. Het is onmogelijk, onder meer omwille van het medisch geheim, een correct en volledig overzicht te geven van de aanleiding tot desertie. In de meeste gevallen liggen familiale, sociale, professionele, medische of psychologische problemen aan de basis ervan. Vaak ligt er ook een administratieve tekortkoming aan de basis, zoals het niet tijdig bezorgen van ziektebriefjes. In andere gevallen betreft het militairen die Defensie willen verlaten en al andere activiteiten uitoefenen zonder zich hiervoor administratief in regel te stellen. In slechts 5 % van de gevallen is er een duidelijke band met de affectatie of een niet gekregen mutatie.