Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-5965

van Richard Miller (MR) d.d. 23 maart 2012

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken

De toestand van de eenheidsmunt

wisselkoers
euro
wisselmarkt
deviezen
Europese Centrale Bank

Chronologie

23/3/2012Verzending vraag
10/10/2013Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-1842

Vraag nr. 5-5965 d.d. 23 maart 2012 : (Vraag gesteld in het Frans)

De euro heeft onlangs zijn laagste waarde bereikt sinds september 2010. Eén euro is vandaag minder dan 1,28 dollar waard. In 2010 is de waarde van de euro met 6,5% gedaald en in 2011 met 3,2% en alles laat uitschijnen dat de waarde van de euro in 2012 zal blijven dalen.

Door een samenloop van verschillende factoren heeft onze munt tegenwind: de schuldencrisis, de dalende inflatie in de eurozone, het aantrekken van de Amerikaanse economie die de laagste werkloosheidsgraad kent sinds drie jaar … Bovendien hebben we een historisch lage wisselkoers met de yen bereikt.

In een context van dreigende recessie in Europa blijft de vertrouwensindex van consumenten en bedrijfsleiders afkalven. Die index daalt nu al tien maanden op rij. Men zou van minder ongerust worden. Zolang de Europese groei niet aantrekt, zal onze eenheidsmunt in waarde blijven dalen tegenover de dollar.

Door het gebrek aan vertrouwen in onze munt geven investeerders er overigens de voorkeur aan met geleende euro’s andere deviezen aan te kopen, zoals Zwitserse franken of Australische dollars, waardoor de waardevermindering van de euro zich doorzet en de eurozone zich nog sneller omvormt van investeringszone tot kredietbankenzone, wat de kapitaalvlucht fel aanwakkert.

Aangezien de invoerprijzen stijgen, stijgen ook de prijzen van consumptieproducten als brandstof en elektronica, met als waarschijnlijk gevolg een verminderde consumptie van de Belgische ondernemingen en gezinnen. Omgekeerd is een zwakke euro gunstig voor de uitvoer. Beschikt u over aanwijzingen in die zin?

Doen de 400 miljard euro aan leningen die de ECB aan de Europese banken heeft toegekend, de wisselkoers van de euro niet voort dalen? Wat bepleit u in overeenstemming met de ECB om de eurozone te versterken en dus het vertrouwen in onze munt te herstellen?

Wat denkt in het algemeen over de toestand van de Europese eenheidsmunt? Wat mag men in dit verband verwachten van het voorzitterschap van Denemarken, een land dat geen deel uitmaakt van de eurozone? Wat is het risico dat sommige lidstaten uit de Eurozone stappen?

Antwoord ontvangen op 10 oktober 2013 :

1. Sinds zijn allereerste notering op 4 januari 1999 heeft de wisselkoers van de euro ups-and-downs gekend. Op 26 oktober 2000 was 1 euro slechts 0,8252 dollar waard en op 15 juli 2008 bereikte die wisselkoers een voorlopig hoogtepunt bij een 1,5990 dollar. Sinds het najaar van 2008 schommelt de koers tussen 1,2 en 1,5 dollar. 

Eventuele waardeverminderingen van de euro ten opzichte van andere munten vormt op zich geen probleem. Het concurrentievermogen van het eurogebied zou hierdoor zelfs kunnen toenemen. De tussenkomst van de Europese Centrale Bank ten gunste van de banken gedurende de voorbije crisisjaren heeft ontegensprekelijk bijgedragen tot een stabilisatie: door hen van de nodige liquide middelen te voorzien, heeft de Europese Centrale Bank ervoor gezorgd dat het bankwezen opnieuw kredieten kon verstrekken en dit is van levensbelang voor de economie. De Europese Centrale Bank verliest daarom haar waakzaamheid inzake inflatie niet. Over het geheel genomen blijft de inflatie onder controle in het eurogebied. 

2. We moeten daarentegen toegeven dat bepaalde voorschriften voor de deelname aan een gemeenschappelijke munt onderschat werden. De problemen van verschillende Lidstaten inzake budgettaire ontsporingen hebben het geheel schade berokkend. Het concurrentievermogen is afgenomen en het gangbare evenwicht is verstoord. We kunnen ons slechts verheugen over het feit dat de Europese Unie adequaat gereageerd heeft en de vastgestelde lacunes op het vlak van begrotingsdiscipline en - coördinatie met nieuwe wetgeving heeft opgevuld. Op die manier moeten de macro-economische onevenwichtigheden in de toekomst worden weggewerkt.  

3. Rekening houdende met het feit dat het onmogelijk is om via de wisselkoers een correctie door te voeren op Europees niveau, moeten de pijnlijke maar noodzakelijke budgettaire aanpassingen gepaard gaan met structurele maatregelen, teneinde het concurrentievermogen en de groei te herstellen. De Europese leiders zijn zich bewust van de noodzaak aan maatregelen met betrekking tot de werkgelegenheid voor jongeren, de financiering van Kleine en Middelgrote Ondernemingen (KMO's) en de versterking van de interne markt. 

4. De relevantie van de ingestelde solidariteitsmechanismen zal opnieuw moeten worden bekeken, zowel inzake de actiemiddelen als wat de aard van de tussenkomsten betreft. De Europese Raad van eind juni 2013 heeft nog vastgesteld dat er weliswaar convergenties zijn rond de grondbeginselen van de concepten van onderling overeengekomen contracten en de daarmee samenhangende solidariteitsmechanismen, maar ook dat er de komende maanden verder aan deze problematiek moet worden gewerkt. De Europese Commissie zal daarom met een mededeling over economische beleidscoördinatie komen. 

5. In de afgelopen jaren is op geen enkele moment gebleken dat voorzitterschappen van lidstaten die geen deel uitmaken van het eurogebied, minder of meer zouden begaan zijn met het lot van de euro en het eurogebied dan voorzitterschappen van eurolidstaten. De Ministers van Financiën van het eurogebied komen bovendien zeer vaak samen in het kader van de Eurogroep, dat natuurlijk wordt voorgezeten door iemand uit het eurogebied. Sinds enige tijd zijn er ook "eurotoppen", bijeenkomsten van de Eurolidstaten op het niveau staatshoofden en regeringsleiders, onder voorzitterschap van de heer Herman Van Rompuy. Er is dus wel degelijk een solide structuur voorhanden voor de besluitvorming over de euro. 

6. Het vertrek uit het eurogebied van lidstaten in moeilijkheden is op geen enkel moment een realistische optie geweest omdat dit geen enkele oplossing biedt. Dit zou de problemen van lidstaten in moeilijkheden nog groter maken en nadelig zijn voor het ganse eurogebied. Een dergelijk vertrek is bovendien niet vastgelegd in het Verdrag en zou volledig indruisen tegen de geest, de bestaansreden en de logica van de eenheidsmunt.