Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-5811

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 5 maart 2012

aan de minister van Justitie

Gevangenissen - Drugssmokkel - Gegevens - Processen-verbaal - Analyse - Beleid

strafgevangenis
handel in verdovende middelen
drugverslaving

Chronologie

5/3/2012Verzending vraag
24/7/2013Rappel
13/12/2013Herkwalificatie
16/1/2014Antwoord

Geherkwalificeerd als : vraag om uitleg 5-4512

Vraag nr. 5-5811 d.d. 5 maart 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het is - tot spijt van wie het benijdt - genoegzaam bekend dat alle soorten van drugs gemakkelijk verkrijgbaar zijn in onze gevangenissen. Het lijkt een onvervreemdbaar deel van de gevangeniscultuur. Daarbij telt het feit dat heel wat gedetineerden opgesloten werden wegens drugsgerelateerde feiten. Ze weten als geen ander hoe ze het goedje moeten binnensmokkelen en distribueren.

Uit een onderzoek uit 2009 van de vzw Modus Vivendi, de Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen van de Federale Overheidsdienst Justitie en het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid blijkt dat één gedetineerde op drie drugs gebruikt in de gevangenis. Het gaat vooral om cannabis, maar ook om heroïne. Ook blijkt dat 10,9% van de gedetineerden al slachtoffer was van drugsgerelateerd geweld, zoals afpersing of bedreiging. Bijna 30% zegt problemen te hebben ervaren door drugsgebruik van anderen. Bovendien komt ruim één op de drie drugsgebruikers in de gevangenis voor het eerst met drugs in contact.

Ik heb de geachte minister over het fenomeen en de bestrijding van drugssmokkel in de gevangenissen eerder al schriftelijke vraag 5-4657 gesteld. De minister gaf me daarop te kennen dat ze toen niet over de gevraagde gegevens beschikte, maar stelde wel dat bij drugssmokkel telkens een proces-verbaal wordt opgesteld.

Hierover de volgende vragen:

1) Hoeveel processen-verbaal voor drugsbezit door een gedetineerde werden in de periode 2006-2011 jaarlijks opgesteld? In hoeveel gevallen leidde dat tot vervolging en hoeveel gevallen werden geseponeerd? Tot welke resultaten leidden de vervolgingen?

2) Hoeveel processen-verbaal voor drugshandel door een gedetineerde werden in de periode 2006-2011 jaarlijks opgesteld? In hoeveel gevallen leidde dat tot vervolging en met welke resultaten?

3) Hoeveel processen-verbaal voor drugshandel door een bezoeker werden in de periode 2006-2011 jaarlijks opgesteld? In hoeveel gevallen leidde dat tot vervolging en met welke resultaten?

4) Hoeveel processen-verbaal voor drugshandel door een personeelslid werden in de periode 2006-2011 jaarlijks opgesteld? In hoeveel gevallen leidde dat tot vervolging en met welke resultaten?

5) Volgens dr. Anne Van Duyse, medisch directeur bij De Sleutel en dr. Muriel Alexandre, psychiater bij De Sleutel en in de gevangenis van Gent wordt drugsgebruik stilzwijgend getolereerd omdat men vreest dat een hard beleid ter zake problemen of opstanden met zich mee zou kunnen brengen. In haar antwoord op schriftelijke vraag 5-4657 gaf de geachte minister blijk van aanvaarding en gelatenheid en blonk ze niet uit in enthousiasme om de problematiek resoluut aan te pakken. Bevestigt ze de stelling van de twee experts? Vindt ze dat een normale gang van zaken? Hoe valt dat te rijmen met de opdracht van Justitie inzake re-integratie van gedetineerden in de samenleving?

6) Volgens de geachte minister zijn de bestaande scanapparatuur en het metaaldetectieportiek aan de ingang van de gevangenis technisch niet toereikend om drugs te detecteren. Kent ze systemen en technieken die dat wel kunnen? Zal ze dat onderzoeken? Overweegt ze om zulke systemen en technieken in te voeren?

7) In de omzendbrief van 2006 met betrekking tot de drugsproblematiek is er sprake van een aanspreekpunt voor drugssmokkel. De geachte minister antwoordde dat hiervoor een hulpverlener nodig is, wat het creëren van een bijkomende functie impliceert. Moet ik hier uit opmaken dat ze niet bereid is die bijkomende functies te creëren en een voorstel dienaangaande in de regering te verdedigen? Kan ze haar antwoord duiden?

8) De geachte minister stelt dat een gebrek aan systematische controle door drugshonden een hinderpaal vormt voor een effectief antidrugsbeleid in de gevangenis. Hoe verklaart ze dit gebrek aan systematische controle door drugshonden? Zal ze in de toekomst initiatieven ontplooien om dat soort controles op meer regelmatige basis te laten plaatsvinden? Pleegde ze hierover reeds overleg met haar collega van Binnenlandse Zaken?

9) Welke andere nieuwe initiatieven overweegt ze om het antidrugsbeleid in de gevangenis effectiever en meer sluitend te maken?

Antwoord ontvangen op 16 januari 2014 :

1-4) Met betrekking tot de eerste vier vragen volgen hieronder de cijfers, overgemaakt door de diensten van politie, zoals geregistreerd in de Algemene Nationale Gegevensbank op basis van de processen-verbaal. Het betreft telkens het aantal door de politiediensten geregistreerde feiten inzake "drugs" per klasse en met plaatsbestemming "gevangenis". De informatie op het niveau van wie de feiten pleegt (in concreto een gedetineerde, een bezoeker of een personeelslid), kan niet worden weergegeven gezien deze variabele niet centraal wordt geregistreerd. Het is eveneens niet mogelijk om na te gaan in hoeveel gevallen dit leidde tot vervolging of seponering. Het Openbaar Ministerie beschikt niet over de gevraagde gegevens. Er wordt bij het Openbaar Ministerie weliswaar bijgehouden hoeveel dossiers omtrent bijvoorbeeld bezit of handel van illegale middelen worden geopend op de verschillende parketten, doch niet welke hoedanigheid of beroep de verdachte heeft, noch op welke plaats (bv. gevangenis) de feiten vermoedelijk werden gepleegd.  

Wat betreft het bezit van drugs in gevangenissen, werden er in 2006 790 processen-verbaal opgesteld. In 2007 waren dit er 962, in 2008 1.049, in 2009 1.206, in 2010 1.010, en in 2011 838.

Met betrekking tot handel werden er in 2006 38 processen-verbaal in de gevangenissen opgesteld. In 2007 75, in 2008 68, in 2009 71, in 2010 86 en in 2011 waren dit er 62. Tot slot werden er ook nog processen-verbaal met betrekking tot in- en uitvoer opgesteld. In 2006 waren dit er 16, in 2007 24, in 2008 29, in 2009 36, in 2010 23 en in 2011 19.  

5) De stelling die hier wordt aangehaald zou ik graag nuanceren. Drugsgebruik wordt niet stilzwijgend getolereerd, en de problematiek wordt wel degelijk ter harte genomen. Maar de problematiek is eveneens multidimensioneel en bijzonder complex. Inbreuken op de drugswetgeving binnen penitentiaire inrichtingen worden wel degelijk vervolgd. Hiertoe werd in 2009 nog een omzendbrief van het College van Procureurs-generaal aangenomen. De rol van de penitentiaire inrichtingen hierbij staat omschreven in een aparte ministeriële omzendbrief. De details van deze omzendbrieven zijn echter vertrouwelijk, en terzake ook niet volledig relevant, maar de grote lijnen kunnen wel geschetst worden. Het uitgangspunt is echter duidelijk: inbreuken zouden niet zonder antwoord mogen blijven. Dit antwoord moet aangepast zijn aan de verschillende omstandigheden. Zo zal een vervolging niet steeds aangewezen zijn en kunnen maatregelen genomen door de gevangenisdirectie volstaan. Communicatie tussen de betrokken diensten - administratie, politie en openbaar ministerie - is daarbij belangrijk. Het is inderdaad onze opdracht om gedetineerden te re-integreren in de samenleving. Gedetineerden "harder" aanpakken dan anderen past niet in dit kader. Ik zie meer heil in maatregelen die de vraag naar drugs kunnen doen afnemen, zoals een zinvolle tijdsbesteding voorzien.   

6) Ik verwijs hiertoe graag even naar het Algemeen Reglement der Strafinrichtingen uit 1965 dat stelt dat ieder die de omheining van een strafinrichting binnenkomt door een metaaldetectieportiek moet gaan en de andere voor de veiligheid vereiste controlemiddelen moet ondergaan, met uitzondering van die welke het schaamtegevoel kwetsen. Technologie is inderdaad geëvolueerd, maar voor  het detecteren van drugs bestaat er tot dusver geen ideale oplossing. Dit wordt weliswaar opgevolgd en waar mogelijk onderzocht. Maar die tweede fase van het uitgangspunt van het algemeen reglement blijft zeer pertinent: het schaamtegevoel dient gerespecteerd te blijven. De mogelijkheden verschillen echter tussen controles ten aanzien van gedetineerden, personeel of bezoekers. Het uitvoeren van bepaalde controles blijft belangrijk teneinde een zeker afschrikkingseffect te handhaven. Anderzijds kan de opsporing van in het lichaam verborgen verdovende middelen enkel gebeuren d.m.v. röntgenstralen en door een hiertoe speciaal door de procureur des Konings gevorderde geneesheer. In andere landen wordt dit probleem opgelost door het bezoekrecht van gedetineerden verder af te bouwen en een fysieke scheiding te installeren met glazen wand. Dit weegt echter op de menselijkheid van het gevangenisbeleid en hiervan zijn wij momenteel geen voorstander. 

7) Door de huidige budgettaire beperkingen is deze piste nog niet verder uitgewerkt.  

8) Inderdaad heb ik inmiddels een akkoord gesloten met mijn collega van Binnenlandse Zaken om speciaal opgeleide drugshonden meer te kunnen inzetten in de penitentiaire inrichtingen. 

9) Er worden reeds tal van initiatieven genomen om tot een effectief antidrugsbeleid in de schoot van de penitentiaire instellingen te komen. Zonder exhaustief te willen zijn, verwijs ik graag naar initiatieven als de drugsvrije afdelingen, “Believe” in de gevangenis van Ruiselede of de therapeutische gespreksgroep in de vrouwenafdeling van Brugge.