Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-5475

van Inge Faes (N-VA) d.d. 2 februari 2012

aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen

Disaster victim identification team - Slachtofferidentificatie

politie
gerechtelijke politie
slachtoffer
Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie
natuurramp
ramp door menselijk toedoen
forensische geneeskunde
gerechtelijk onderzoek

Chronologie

2/2/2012Verzending vraag
20/3/2012Antwoord

Vraag nr. 5-5475 d.d. 2 februari 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Naast de necrosearch legt het Disaster Victim Identification Team (DVI) zich toe op identificatie van slachtoffers bij rampen. Waar oorspronkelijk de tussenkomsten gefocust waren op grote rampen, komt het DVI steeds meer in actie ook bij kleinere ongevallen.

Ten einde de werking van het DVI op dit vlak te kaderen in het opsporingsonderzoek en zijn actoren, had ik graag antwoord op volgende vragen :

1) Hoeveel keer wordt het DVI team in zijn slachtofferidentificatie gevat per jaar, en dit sinds 2005? Hoe zit de geografische spreiding (arrondissementeel/provinciaal?)

2) In hoeveel gevallen was de tussenkomst succesvol?

3) Zijn er cijfers beschikbaar over welke gespecialiseerde technieken en disciplines van de forensische wetenschappen er werden gebruikt (bijvoorbeeld forensic facial imaging)?

4) Zijn er aan deze tussenkomsten kosten verbonden in het kader van een gerechtelijk onderzoek? Worden deze aangerekend als gerechtskost?

5) Kan u duiding geven over de samenstelling van deze dienst wat personeel betreft, hun opleiding en hun taalrol?

6) Blijkbaar heet het DVI sinds enige tijd ook hard gewerkt aan het ontwikkelen van nieuwe forensische technieken in hun domein, zoals (a) het gebruik van biosensoren (sluipwespen, kalkoengier), (b) biometrie van het oor als identificatiemethode (c) onderzoek naar specifieke geurmoleculen bij het ontbindingsproces, (d) forensische botanica (e) forensisch duiken. Gelet op het feit dat binnen Justitie zowat alles van onderzoek op forensisch gebied werd toebedeeld aan het Nationaal Instituut voor criminalistiek en criminologie (NICC), had ik graag geweten of deze studies in overleg verlopen met het NICC? Is er een structurele samenwerking, of desgevallend een periodiek overleg tussen deze twee diensten?

Antwoord ontvangen op 20 maart 2012 :

Het Disaster Victim Identification team (DVI) van de Federale Politie is een steundienst van de geïntegreerde politie op twee niveaus. Ze maakt deel van de Speciale Eenheden (CGSU). Haar takenpakket bestaat enerzijds uit de slachtofferidentificatie in het kader van rampen en anderzijds uit het lokaliseren, bergen en identificeren van individuele slachtoffers in het kader van een gerechtelijk onderzoek. Ook de slachtoffers die worden teruggevonden in het kader van een necrosearchoperatie moeten geïdentificeerd worden.

Het DVI hanteert bij de identificatie van dodelijke slachtoffers de internationaal erkende Interpolstandaard. Deze bestaat uit de vergelijking van een ante-mortem (AM) dossier van een vermiste persoon met een post-mortem (PM) dossier van een niet-geïdentificeerd lichaam. Alle mogelijke identificatie-elementen (persoonsbeschrijving, persoonlijke voorwerpen, medische elementen, tandenstatus en DNA-profiel) kunnen hierin worden opgenomen en vervolgens met elkaar vergeleken. Vingerafdrukken, tandenstatus en DNA zijn unieke identificatiemethodes, de persoonsbeschrijving, medische gegevens etc. leveren hierbij ondersteunend bewijs.

Binnen de Federale Politie is de Cel vermiste Personen het nationaal invalspunt voor onrustwekkende verdwijningen en niet-geïdentificeerde lichamen. Bijgevolg zal de Cel Vermiste Personen de betrokken politiedienst voorstellen het DVI te betrekken voor de opmaak van een AM-dossier of een PM-dossier en de vergelijking van beide om tot een identificatie te komen.

Het DVI beschikt niet over specifieke statistieken in verband met de identificatie van dodelijke slachtoffers.

  1. Het DVI wordt ongeveer 150 keer per jaar gevat voor een identificatieopdracht. Sinds 2005 heeft zij 1 096 opdrachten vervuld. De meeste opdrachten situeren zich in de arrondissementen Brussel, Antwerpen en Luik.

  2. De graad van succes is sterk afhankelijk van het beschikbare vergelijkingsmateriaal. Hoe sneller men concrete gegevens ontvangt, hoe groter de kans om snel tot een identificatie te komen. Door de afwezigheid van centrale databanken met vingerafdrukken, tandgegevens of DNA van vermiste personen moet gezocht worden via andere kanalen. Het DVI beschikt niet over specifieke cijfers betreffende het succesvol identificeren van een lichaam.

  3. Er zijn geen cijfers beschikbaar betreffende de gespecialiseerde technieken en disciplines van de forensische wetenschappen die gebruikt worden bij identificatie opdrachten. Wanneer het DVI niet via de klassieke methodes tot een resultaat komt, zal het in akkoord met de betrokken politiedienst en de betrokken magistraat overleg plegen met diverse politiespecialisten alsook externe specialisten in forensische technieken en wetenschappen. Dit vraagt een goede kennis van de diverse mogelijkheden en de hieraan eventueel gerelateerde kosten.

  4. De inzet van externe specialisten kan gesuggereerd worden door het DVI, doch het blijft de beslissingsbevoegdheid van de magistraat om deze aan te stellen en de betrokken kosten als gerechtskosten te aanvaarden. De tussenkomst van het DVI zelf is in principe kostloos.

  5. Het DVI is een politiedienst en bestaat momenteel uit zeven operationele politieleden en twee Calogs, waarvan vijf Franstaligen en vier Nederlandstaligen. Het team omvat onder andere twee criminologen, één forensisch archeologe, één forensisch speleoloog, één forensisch duiker en één forensische botanicus. Daarnaast hebben de meeste personeelsleden ook een basiscursus fysische antropologie. De personeelsleden die belast zijn met een coördinerende rol binnen de dienst hebben ook een getuigschrift rampenmanagement, en/of multidisciplinair forensische onderzoek. Het DVI-team beschikt ook over een pool DVI. Het betreft een negentigtal vrijwillige operationele personeelsleden van hoofdzakelijk de federale politie. Deze werden door het DVI-team opgeleid in slachtofferidentificatie en kunnen bijgevolg worden ingezet om het vaste team te versterken.

  6. Er is zeer weinig specifiek globaal forensisch onderzoek betreffende opgravingen van lichamen en het identificeren van deze. Het DVI is verplicht om de evoluties in diverse forensische domeinen op te volgen en soms zelf ook mee te werken aan onderzoek. Het onderzoek zelf wordt echter steeds door diverse universitaire instellingen uitgevoerd waarbij het DVI optreedt als adviseur of facilitator door het ter beschikking stellen van een testterrein. Enkel de forensische ecologie en het forensisch duiken worden binnen het DVI zelf ontwikkeld. Voor zowel het forensisch duiken als de forensische ecologie is er overleg geweest met het Nationaal Instituut voor Criminologie en Criminalistiek. Bovendien bestaat er een periodiek overleg tussen beide diensten op het niveau van DNA-analyses.