Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-545

van Louis Ide (N-VA) d.d. 10 december 2010

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie

Syndroom van Down - Bepalen van het invaliditeitspercentage - Regionale verdeling

gehandicapte
aangeboren ziekte
invaliditeitsverzekering
officiële statistiek
geografische spreiding

Chronologie

10/12/2010Verzending vraag
2/2/2011Antwoord

Vraag nr. 5-545 d.d. 10 december 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Deze vraag herneemt de eerder gestelde schriftelijke vragen nrs. 4-4941 en 4-6249.

Er is me ter ore gekomen dat er heel wat onregelmatigheden optreden bij het toekennen van het invaliditeitspercentage van 66 % aan kinderen met het syndroom van Down. In eenzelfde ambtsgebied wordt voor het ene Downkind het percentage van 66 % toegekend en voor het andere kind niet. Dat is ongetwijfeld een situatie die niet strookt met om het even welke vorm van rechtsgelijkheid.

In dat verband verzoek ik de minister om verduidelijking over de volgende punten:

1) Over de aard van het syndroom van Down kan geen twijfel bestaan, het is een objectief vaststelbare aandoening, namelijk de aanwezigheid van een trisomie 21. Ligt het eigenlijk vast hoe de controleartsen moeten optreden bij het vaststellen van de aandoening en de toekenning van het invaliditeitspercentage? Geeft een bepaalde circulaire van 5 juni 2008 daarover onbetwistbaar uitsluitsel?

2) Aan hoeveel kinderen met het syndroom van Down werd per controlegebied in Vlaanderen, in Wallonië en in Brussel het invaliditeitspercentage van 66 % toegekend in verhouding tot het totaal aantal kinderen met die aandoening en dit voor de jaren 2004, 2005, 2006, 2007, 2008, 2009 en de eerste helft van 2010?

3) Hoe interpreteert de minister deze cijfers?

4) Hoeveel invaliden zijn er per arrondissement, provincie en gewest van 2004 tot en met de eerste helft 2010? Ik kreeg deze gegevens graag uitgesplitst in de categorieën van nul tot achttien jaar, van achttien tot vijfenzestig jaar en ouder dan vijfenzestig jaar.

5) Hoe verhouden de toegekende percentages invaliditeit zich voor elk van deze categorieën en het totaal, in de periode 2004 tot en met de eerste helft 2010? Graag kreeg ik deze gegevens ook per arrondissement, provincie en gewest.

6) Kan de minister me de verdelingen bezorgen per gewest en voor de periode 2004 tot en met de eerste helft 2010, niet alleen voor Down (trisomie 21), maar ook voor blindheid, doofheid, een geamputeerd been, twee geamputeerde benen, dwarslaesies, tetraplegie, mensen met continue zuurstofnood, …? Graag kreeg ik zoveel mogelijk een uitsplitsing per pathologie.

Antwoord ontvangen op 2 februari 2011 :

In antwoord op uw vraag, heb ik de eer u te laten weten dat de inhoud ervan onder de bevoegdheid valt van mijn collega, de heer Jean-Marc Delizée, Staatssecretaris voor Personen met een Handicap.