Banken - Wettelijke bepalingen - Reputatie
kredietinstelling
financiële solvabiliteit
verzekeringsmaatschappij
centrale bank
economische ethiek
company buy-out
bankcontrole
beroepskwalificatie
1/2/2012 | Verzending vraag |
2/3/2012 | Antwoord |
Op woensdag 23 november 2011 ondervroeg ik de voormalige minister van Financiën in de commissie over de verkoop van de Ethias Bank aan een nieuwe speler binnen de banksector.
De minister verwees in zijn antwoord ondermeer naar de Europese Richtlijn terzake, omgezet in de Belgische wetgeving. Daarin wordt verwezen naar het begrip "reputatie" van de kandidaat verwerver van een bestaande bankactiviteit en eveneens naar het begrip "reputatie" in verband met de toekomstige leiding van de kandidaat verwerver. Dus niet alleen de toekomstige eigenaar(s) moeten over een welbepaalde reputatie beschikken, ook de leiding en de leidinggevende personen van die toekomstige eigenaar worden onderzocht op hun reputatie.
Het begrip reputatie lijkt me bijna het tegenovergestelde van een duidelijke juridische bepaling. Reputatie baseert zich grotendeels op perceptie, allerlei berichtgevingen - waaronder roddels, op beweringen en kwestieuze methodes zoals 'buurtonderzoek'. Dit alles maakt het niet echt duidelijk waarvoor dit begrip staat. Meteen mag men zich vragen stellen bij de duidelijkheid, de mate van objectiviteit en vergelijkbaarheid. Ten gronde groeien er gereide twijfels of de geldende regelgeving en de Europese en Belgische vereisten wel bij machte zijn om een ernstig oordeel te vellen over deze toch wel ernstige en complexe financiële activiteiten.
In dit concreet geval bleek het eveneens duidelijk dat de kandidaat overnemer van Ethias Bank bewust een bepaalde persoon aantrok om de bankactiviteiten te leiden, om tegemoet te kunnen komen aan het begrip reputatie. Mij lijkt het dan dat reputatie niet zozeer zal slaan op sociale en emotionele intelligentie, omgang en ervaring, maar eerder op ervaring op het vlak van bancaire activiteiten en het feit dat men in het verleden blijk heeft gegeven van onberispelijk en gezagsvol gedrag op deze financiële en bancaire terreinen.
Hierover de volgende vragen:
1) Is de geachte minister het eens met deze interpretatie? Hoe moet het begrip 'reputatie' bekeken worden? Via welke onderzoeken benadert men de opdracht om een reputatie te meten, welke objectieve criteria hanteert men hierbij? Welke vereisten worden gesteld aan deze personen? Is daarbij ervaring binnen de financiële en bancaire sector vereist of wenselijk?
2) Op welke wijze kunnen de minister of het parlement controle uitoefenen op de correctheid van het naleven van de wettelijke bepalingen en dus op de juistheid van de invulling van het begrip 'reputatie', in hoofde van een kandidaat eigenaar en in hoofde van de leidinggevende personen bij deze kandidaat eigenaar?
De beoordeling van het zogenaamde "fit and proper" karakter van bestuurders van kredietinstellingen maakt deel uit van het prudentieel toezicht dat de Nationale Bank van België (NBB) uitoefent over de bank- en verzekeringssector.
De relevante wetsbepalingen :
Artikel 18 van de Bankwet (Wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen) bepaalt dat zowel de uitvoerende als de niet-uitvoerende bestuurders van kredietinstellingen voor de uitoefening van hun functies dienen te beschikken over de vereiste professionele betrouwbaarheid, deskundigheid en passende ervaring.
Artikel 26bis van de Bankwet bepaalt dat de kredietinstelling de NBB voorafgaandelijk op de hoogte dient te brengen van de voordracht tot benoeming of hernieuwing van benoeming, van de niet-hernieuwing van benoeming of van het ontslag, van bestuurders van een kredietinstelling.
Artikel 26 bis bepaalt verder dat in geval van voordracht tot benoeming, de kredietinstellingen aan de NBB de informatie en documenten dienen mee te delen die haar toelaten te beoordelen of deze persoon de vereiste professionele betrouwbaarheid, deskundigheid en de passende ervaring bezit, als bedoeld in artikel 18.
Artikel 26 bis bepaalt tenslotte dat de NBB binnen een redelijke termijn haar advies verstrekt bij een voordracht tot benoeming of hernieuwing van een benoeming. Wanneer de voordracht tot benoeming of hernieuwing van benoeming een uitvoerende bestuurder betreft, is voor de benoeming of hernieuwing van benoeming het eensluidend advies van de NBB vereist.
Er zijn telkens gelijkluidende bepalingen opgenomen in de relevante wetgeving voor beleggingsondernemingen, verzekeringsondernemingen, financiële holdings en andere aan toezicht onderworpen entiteiten.
Het concrete toezicht van de NBB :
De verantwoordelijkheid voor het beoordelen van de vereiste professionele betrouwbaarheid, deskundigheid en passende ervaring ligt in de eerste plaats bij de kredietinstelling. Samen met de persoon in kwestie is de kredietinstelling verantwoordelijk om een volledig en correct dossier voor te leggen aan de NBB. De instelling dient hiervoor gebruik te maken van de formulieren die beschikbaar zijn op de website van de NBB (http://www.nbb.be/doc/cp/nl/ki/circ/pdf/cbfa_2009_20.pdf).
· Wat betreft het luik "deskundigheid en passende ervaring" vraagt het formulier naar studies, beroepservaring in de financiële sector, bestuurservaring en andere beroepservaring, de redenen waarom vroegere ervaringen werden beëindigd en welke de voorgenomen nieuwe taken en functies zijn.
· Wat betreft het luik "betrouwbaarheid" vraagt het formulier naar bepaalde voor het financieel toezicht relevante veroordelingen, feiten die ten laste worden gelegd, administratief- of tuchtrechtelijke maatregel(en), ontslag wegens beroepsfouten, sancties, schulden, schikkingen en dadingen, faillissementen, weigering tot certificatie van jaarrekeningen, enz., en dit zowel - waar relevant - op het niveau van de persoon zelf als op het niveau van vennootschappen waarin hij/zij actief is geweest.
· In geval het gaat om een kandidaat voor een onafhankelijk mandaat, gelden bijkomende beoordelingscriteria (Artikel 526ter Wetboek Vennootschappen).
De volgende documenten moeten als bijlage gaan bij het formulier :
- een recent uittreksel uit het strafregister van de kandidaat-effectieve leider (of een door een buitenlandse overheid afgeleverd gelijkwaardig document),
- zijn curriculum vitae en
- ieder document dat vereist is voor de verstaanbaarheid van de verstrekte antwoorden.
Zowel de persoon zelf als de instellingen moet de correctheid en volledigheid van de verstrekte informatie expliciet bevestigen.
De NBB kan ook bijkomende informatie inwinnen van de gerechtelijke autoriteiten over iedere veroordeling of ieder opsporingsonderzoek ten gevolge van de overtreding van de financiële toezichtswetten.
De NBB past ook geregeld de interview-techniek toe, die zowel voor kandidaten als voor bestuurders die de instelling (moeten) verlaten.
Personen die niet als "fit and proper" worden beschouwd door de NBB kunnen geen bestuursmandaat uitoefenen binnen de kredietinstelling.
De formulieren zijn zodanig gedetailleerd opgesteld dat de beoordeling van de deskundigheid, passende ervaring en betrouwbaarheid objectief kan gebeuren. Bovendien heeft de NBB een jarenlange casuïstiek opgebouwd rond dergelijke beoordelingen, die intern gedocumenteerd en geactualiseerd wordt, waardoor onderlinge inconsistenties worden vermeden. Van belang is nog te vermelden dat de NBB in deze materie nauw overleg pleegt met de Financial Services and Markets Authority (FSMA), gezien de bevoegdheden van deze laatste inzake gedragstoezicht op banken en verzekeraars.
De NBB (zoals de CBFA in het verleden) communiceert, via het jaarverslag, over beleidsontwikkelingen inzake "fit and proper" beoordelingen.
Het internationaal kader :
Op het niveau van de European Banking Authority worden momenteel gedetailleerde richtlijnen rond "Fit and Proper" uitgewerkt. Daarin worden de criteria rond deskundigheid, ervaring en betrouwbaarheid verder uitgewerkt. Eens deze gefinaliseerd zijn, zal de NBB deze implementeren in haar beleid.