Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-5319

van André du Bus de Warnaffe (cdH) d.d. 19 januari 2012

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

Het samenwerkingsprotocol tussen België en de Democratische Republiek Congo inzake het bestrijden en de controle van diabetes

samenwerkingsovereenkomst
Democratische Republiek Congo
ontwikkelingshulp
diabetes

Chronologie

19/1/2012Verzending vraag
6/2/2012Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-1565

Vraag nr. 5-5319 d.d. 19 januari 2012 : (Vraag gesteld in het Frans)

In tegenstelling tot de gangbare opvattingen is diabetes type II geen rijkeluisziekte. Ze bestaat wel degelijk ook in de ontwikkelingslanden, waar ze nog sneller om zich heen grijpt dan in de industrielanden.

Volgens het infoblad van de ngo Memisa, een ngo die gespecialieerd is in eerstelijnszorg, wordt het aandeel diabetespatiënten in de steden in Congo op 5% van de volwassen bevolking geschat. In Kinshasa, waar naar schatting 8 miljoen mensen wonen, zouden er dus ongeveer 200 000 diabeteslijders zijn, van wie er slechts 7000 in gezondheidscentra worden gevolgd. De duizenden niet-gediagnosticeerde zieken zullen een van de vele complicaties ontwikkelen, waarvan sommige fataal zijn.

Als verklaring voor die ontwikkeling wordt onder andere de onevenwichtige voeding als belangrijkste oorzaak genoemd. De voeding van de armen bestaat inderdaad overwegend uit koolhydraten. Bij overconsumptie daarvan kan diabetes ontstaan.

De Belgische expertise inzake diabetes wordt erkend en gewaardeerd in Congo.

De ngo Memisa is aanwezig in dat uitgestrekte land en heeft beslist om het ongelooflijke werk voort te zetten van zuster De Clerck, een Belgische arts die sinds meer dan vijfendertig jaar in Kinshasa werkt. Het diabetesproject dat ze in Kinshasa heeft opgezet, is uniek in Centraal-Afrika en verdient ten volle onze bewondering.

De Congolese overheid motiveren om meer aandacht te besteden aan die verschrikkelijke ziekte is om twee redenen een echte uitdaging.

1) Men mag niet uit het oog verliezen dat niet alleen duizenden diabetici in Kinshasa moeten worden gediagnosticeerd, wegwijs gemaakt en behandeld, maar dat ook het medisch personeel dient te worden opgeleid om in de correcte verzorging te kunnen voorzien en om de families van diabetici en het ruime publiek voor het probleem gevoelig te maken. Wat nog meer verontrust, zijn alle verwaarloosde diabeteslijders in de rest van dat onmetelijke land.

2) De algemene toestand op het vlak van gezondheid en hygiëne in subsaharaans Afrika wordt overheerst door armoede en besmettelijke ziekten als hiv/aids, malaria en tuberculose.

Gezien de weerslag van die laatste bestaat de neiging ze hoog op de agenda van het gezondheidsbeleid te plaatsen en dat ondanks de duidelijk groeiende impact van diabetes en andere niet-overdraagbare ziekten in Afrika.

In Congo is diabetes echt een vergeten ziekte.

Mevrouw de minister, in februari 2010 hebt u in Kinshasa een samenwerkingsakkoord getekend tussen België en de DRC, waarin ons land zich ertoe verbindt de DRC bij te staan, meer bepaald bij de bestrijding van en de controle op diabetes.

1) Welke politieke of andere omstandigheden liggen aan de grondslag van dat akkoord?

2) Welke doelstellingen worden ermee nagestreefd? Hoe zit het met de follow-up en met de looptijd van het akkoord?

3) Welke administraties zijn er aan Belgische en aan Congolese zijde voor bevoegd?

4) Welk budget hebt u voor het initiatief uitgetrokken?

5) Lopen er soortgelijke initiatieven in andere Afrikaanse landen of zijn ze gepland?

Antwoord ontvangen op 6 februari 2012 :

1) Welke (politieke of andere) omstandigheden gingen aan dit akkoord vooraf?

De reis was bedoeld om de samenwerking tussen België en de Democratische Republiek Congo (DRC) op het gebied van de gezondheidszorg te consolideren; dat gebied behoorde niet langer tot de prioriteiten van de ontwikkelingssamenwerking. Voor dat specifieke samenwerkingsverband tussen de gezondheidsinstellingen van beide landen was een akkoord nodig. Het akkoord identificeert de gebieden waarop men de samenwerking moet ontwikkelen.

2) Wat zijn de doelstellingen, de follow-up tot op heden, en de looptijd van dit akkoord?

Het akkoord geldt voor onbepaalde duur. De reis en het sluiten van het akkoord moesten in een reeks concrete acties uitmonden. Op 28 februari 2010 vond er op de ambassade van de DRC een vergadering plaats om een stand van zaken op te maken van de lopende projecten en om eventuele nieuwe projecten te identificeren. De politieke toestand in België heeft de verdere uitvoering van het bilateraal akkoord echter vertraagd. Toch kan men al een zeker aantal interessante resultaten vermelden.

Dankzij dit ministerieel bezoek hebben we zo een uitwisselingsproject tussen de DRC en België via een internetopleiding op het gebied van gezondheid kunnen verstevigen: het project Excellensis van Tshela. Het betreft een voortgezette opleidingsstructuur via het internet, vanuit de opvatting om, in een geest van multidisciplinaire patiëntenbehandeling, via het uitwisselen van beroepservaringen tussen het Noorden en het Zuiden kennis te delen. De Federale Overheidsdienst (FOD) heeft dat project in 2009 via de organisatie "Artsen Zonder Grenzen" voor 102 630 euro gesubsidieerd. Ik wou bewijzen dat een dergelijke aanpak haalbaar is, om het project nadien eventueel in het kader van de ontwikkelingssamenwerking verder te zetten.

Het bezoek gaf ook een impuls aan de ontwikkeling van een mutualisering van de zorg waaraan de Belgische ziekenfondsen vandaag via een gemeenschappelijk platform actief meewerken: MASMUT (Het Belgisch Platform Micro Assurance Santé / Mutuelles de Santé).

Om terug te keren naar het diabetesthema in het bijzonder, bood dat bezoek ook nog de gelegenheid om een managementsproject rond die problematiek te starten. In de praktijk zijn tussen 18 en 25 april 2010 negen medewerkers van de FOD VVVL naar de DRC getrokken om er deel te nemen aan een programma voor competentieontwikkeling (leadership, management en projectbeheer) in een reële omgeving (werk van een plaatselijke ngo die op het gebied van de volksgezondheid actief is). Het ging om een sterk partnershipproject via een nauwe samenwerking gericht op een uitwisseling van kennis en praktijken met de lokale Congolese organisaties. Het project ontwikkelt de methodologische kennis (beheer- en projecttechnieken) en het leadership (groepswerk), en vormt zo een niet te onderschatten meerwaarde voor alle deelnemers, of ze nu Belg of Congolees zijn. Het verrichte werk zal daarenboven de verdienste hebben gehad dat het een nieuwe dynamiek rond diabetes heeft geschapen, en het heeft de actoren een beter zicht gegeven op de problematieken die met de strijd tegen diabetes in Congo verbonden zijn. Wij zijn trouwens van plan om dat werk voort te zetten, door ertoe bij te dragen dat de Belgische en Congolese patiëntenverenigingen elkaar leren kennen.

Tot slot heeft men door de reis de aandacht kunnen vestigen op de door de Congolese overheden verwoorde behoeften om de kwaliteit van geneesmiddelen beter te kunnen controleren. Het Federaal Agentschap van de Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten stelt momenteel haar expertise ten dienste van de Belgische Technische Coöperatie, en dit binnen een project met een looptijd van 42 maanden om geneesmiddelen te verdelen. Dat project omvat de registratie, de kwaliteitscontrole, de verdeling en het opslaan van geneesmiddelen. Verschillende experts van het Agentschap zijn er in dat verband op zending, of zullen er op zending gaan.

Zo kunnen we naar de subsidie van 97 375 euro verwijzen die in het kader van de uitvoering van dat akkoord in 2010 aan de niet-gouvernementele organisatie PASCO (Parlons SIDA aux Communautaires) werd toegekend. Dat gebeurde onder het toezicht van het Nationaal Verbond van Socialistische Mutualiteiten, dat de Belgische deelname aan een kwaliteitsvol project rond de preventie van de aidsepidemie in de Democratische Republiek Congo vertegenwoordigde. Het project wil via een educatief netwerk in Kinshasa en Matadi vroegtijdige zwangerschappen, soa's, hiv-aids en seksueel geweld en misbruik bij jongeren en adolescenten voorkomen.

3) Welke Belgische en Congolese besturen zijn hierbij betrokken?

De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu is voor België voor de uitvoering van het akkoord bevoegd. Langs Congolese kant valt de uitvoering van het akkoord onder de bevoegdheid van het ministerie van Volksgezondheid van de DRC. Er zijn natuurlijk nog andere actoren bij de uitvoering betrokken. Ik verwees al naar het Federaal Agentschap van de Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten. Uiteraard is ook het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV) een betrokken partij. Naast de besturen zijn ook de ziekenfondsen (alle stromingen) erbij betrokken om hun ervaringen rond het mutualisering van de gezondheidszorg te delen.

4) In welk budget hebt u voor dit initiatief voorzien?

De FOD VVVL heeft, sinds 2008, tussen 2008 en 2010 voor ongeveer jaarlijks 100 000 euro projecten in de DRC gefinancierd. De verdere financiering van activiteiten zal afhangen van de dynamiek van de Congolese vraag en het belang van de voorstellen.

5) Zijn er soortgelijke initiatieven bezig of gepland in andere Afrikaanse landen?

De FOD VVVL financiert geen gelijkaardige initiatieven in andere Afrikaanse landen (maar oude akkoorden met Egypte en Algerije blijven in theorie nog van kracht).

De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu heeft in 2011 Artsen Zonder Grenzen voor 9 600 euro gefinancierd voor de uitvoering van twee verkenningsmissies in Tunesië, en in de goeverneurschappen van Sidi Bouzit en Gafsa. Deze missies hadden de volgende doelstellingen:

- gezondheidsstructuren identificeren die, met financiële en technische hulp, het niveau van de gezondheidszorg snel kunnen verhogen en de meest kwetsbaren toegang tot de gezondheidszorg kunnen garanderen;

- burgerinitiatieven identificeren die een globale verbetering van de gezondheidstoestand van de meest kwetsbare bevolkingsgroepen nastreven;

- de haalbaarheidsvoorwaarden definiëren om een observatorium op te richten voor de hygiënische bescherming en toegang tot de gezondheidszorg van de werknemers van de ontginningsnijverheid en de kwetsbare bevolkingsgroepen.

Het RIZIV onderhoudt overigens betrekkingen met verschillende Afrikaanse landen, via zijn samenwerkingsplatform "Coopami", dat landen die hun duurzame, solidaire en universele sociale bescherming in het belang van de bevolking willen ontwikkelen of moderniseren.