Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-5306

van Fabienne Winckel (PS) d.d. 17 januari 2012

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken

Kadastraal inkomen - Perceptie - Uitnodiging tot betaling - Steeds vroegere verzending van de administratie - Redenen - Bezwaren van de belastingplichtige

grondbelasting
inning der belastingen

Chronologie

17/1/2012Verzending vraag
16/2/2012Antwoord

Vraag nr. 5-5306 d.d. 17 januari 2012 : (Vraag gesteld in het Frans)

Het kadastraal inkomen stemt overeen met de theoretische plaatselijke waarde van een goed. Het is, met andere woorden, het normale gemiddelde jaarlijkse netto-inkomen dat een eigenaar zou kunnen krijgen van zijn vastgoed.

Elke eigenaar van een onroerend goed moet jaarlijks dus onroerende voorheffing betalen aan de federale administratie. Nu blijkt echter dat de aanslagbiljetten elk jaar vroeger worden verzonden. De bevolking is helemaal niet tevreden met die evolutie en voelt zich bedot.

Bevestigt u deze informatie? Zo ja, welke zijn de redenen voor die wijzigingen? Kan een eigenaar een bezwaar indienen om de administratie de periode van twaalf maanden te doen respecteren?

Antwoord ontvangen op 16 februari 2012 :

1. Volgens de bewoordingen van artikel 359 van het Wetboek op de Inkomstenbelastingen 1992, van toepassing op de onroerende voorheffing, “begint het aanslagjaar op 1 januari en eindigt op de daaropvolgende 31ste december” .

Het is echter niet mogelijk de aanslagbiljetten (afgekort AB) op vaste data te verzenden daar de inkohiering van de onroerende voorheffing afhangt van de vordering van de werkzaamheden in verband met de bijwerking van de kadastrale gegevens.

Er bestaat geen enkele wettelijke bepaling die een bezwaarschrift gebaseerd op het niet respecteren van een termijn van twaalf maanden tussen de twee aanslagbiljetten in de onroerende voorheffing rechtvaardigt.

2. Globaal beschouwd werden de inkohieringen van de onroerende voorheffing de laatste aanslagjaren niet noemenswaardig sneller uitgevoerd. Zoals weergegeven in de tabel hierna wordt het grootste deel van de aanslagbiljetten in de periode mei – augustus verzonden.

mois d’envoi

maand van verzending

nombre

AER 2009

aantal

AB 2009

nombre

AER 2010

aantal

AB 2010

nombre

AER 2011

aantal

AB 2011

mei

110 267

0

0

juni

181 919

501 226

442 560

juli

810 904

728 857

794 582

augustus

697 485

584 947

592 480

TOTAAL

1 800 575

1 815 030

1 829 622

Men kan vaststellen dat, buiten een belangrijke toename in de maand juni, die gedeeltelijk wordt gecompenseerd door een afwezigheid van inkohieringen in de maand mei, het ritme van inkohiering van het ene tot het andere aanslagjaar niet wezenlijk verschilt.