Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-5066

van Bart Tommelein (Open Vld) d.d. 28 december 2011

aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister

Verhoging van de taksen van Brussel Airport - Beroepprocedure van regulator - Bevoegdheidsoverschrijding - Lopende zaken

Brussels Airport Company
luchthaven
heffingen op vervoersinfrastructuur
prijsregeling
beroep tot nietigverklaring
aftreden van de regering
luchtvaarttarief

Chronologie

28/12/2011Verzending vraag
13/3/2012Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-1783

Vraag nr. 5-5066 d.d. 28 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Ik verwijs, wat de toelichting betreft, tevens naar mijn eerdere mondelinge vraag nr. 5-63, (Handelingen nr. 5-15, blz. 36). In december 2010 besliste de Dienst Regulering van het spoorwegvervoer en van de exploitatie van de luchthaven Brussel-Nationaal (regulator) dat voor de periode van 2011 tot 2016 de taksen die The Brussels Airport Company (BAC) aanrekent, jaarlijks maar mogen stijgen met de index minus 0,55 %.

De Brussels Airport Company had de index plus 0,9 % voorgesteld maar volgens de regulator rekende de luchthavenuitbater te veel kosten door.

De staatssecretaris werkte in januari 2011 per koninklijk besluit een nieuw voorstel uit. De nationale luchthaven mag de tarieven verhogen met de index plus 0,40 %. Het tarief zal jaarlijks verhoogd worden met 0,28 % zodat men aan het einde van de rit uitkomt op de index plus 0,68 %.

Begin maart 2011 vernamen we dat de regulator bij de Raad van State een verzoek tot vernietiging tegen het voorstel van de staatssecretaris heeft ingediend. Het orgaan meent dat hij zijn bevoegdheden overschreden heeft door zelf nieuwe tarieven uit te schrijven, en dat hij de regelgeving, die hij zelf uitwerkte, niet gerespecteerd heeft.

Gezien de staatssecretaris ontslagnemend is, is deze aantijging bijzonder zwaar, temeer daar ze van zijn eigen regulator komt en hij bovendien zijn eigen regelgeving heeft overtreden.

Als antwoord op mijn mondelinge vraag deelde hij mee dat hij nog niet kon reageren op de aantijgingen van zijn eigen regulator voor de rechtbank, gezien de griffie van de Raad van State het betreffende verzoekschrift op datum van 2 maart 2011 nog niet genotificeerd had zodat hij de inhoud van de vordering niet kon beoordelen.

Graag had ik dan ook volgende vragen voorgelegd:

1) Klopt de berichtgeving dat de regulator in de vordering voor de Raad van State stelt dat de staatssecretaris zijn bevoegdheden zou hebben overschreden door nieuwe tarieven uit te schrijven? Zo ja, kan hij de diverse elementen toelichten die de regulator aanvoert wat zijn mogelijke bevoegdheidsoverschrijding betreft en kan hij meedelen hoe hij reageert op deze aantijgingen?

2) Kan hij de diverse grieven die de regulator inroept in het beroep voor de Raad van State overlopen en gedetailleerd toelichten?

3) Is hij het er mee eens dat, indien de Raad van State daadwerkelijk zou vaststellen dat hij zijn bevoegdheden heeft overschreden, dit ernstige gevolgen kan hebben, aangezien hij zijn mandaat vervult als ontslagnemende staatssecretaris en hij binnen het begrip " lopende zaken " moet blijven? Kan hij dit uitvoerig toelichten? Zo neen, waarom niet?

4) Kan hij bij benadering aangeven tegen wanneer er een uitspraak van de Raad van State wordt verwacht?

Antwoord ontvangen op 13 maart 2012 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vraag.

  1. Op 23 februari 2011 werd namens de Dienst Regulering van het Spoorwegvervoer en van de Exploitatie van de Luchthaven Brussel-Nationaal een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging en vernietiging van de beslissing de dato 12 januari 2011 van de heer Staatssecretaris voor Mobiliteit met betrekking tot het tariefsysteem en de tariefformule voor de periode april 2011 – maart 2016 voor de luchthaven Brussel-Nationaal ingediend.

    Inhoudelijk werd namens de Dienst Regulering in het verzoekschrift inderdaad beweerd dat de vorige Staatsecretaris voor Mobiliteit zijn bevoegdheden zou hebben overschreden. Dit was toen een punt van discussie.

    In zijn tussenarrest nr. 213 779 van 9 juni 2011 verwierp de Raad van State de schorsingsvordering wegens gebrek aan moeilijk te herstellen ernstig nadeel in hoofde van verzoekende partij.

    De Dienst Regulering heeft daarna geen voortzetting van de rechtspleging gevraagd en evenmin gevraagd om te worden gehoord, zodat de procedure tot nietigverklaring op formele gronden werd afgesloten met het eindarrest nr. 215 682 van 11 oktober 2011 houdende afstand van het geding. De Dienst Regulering heeft aldus geen elementen meer aangevoerd. Door geen gebruik te maken van voormelde wettelijke mogelijkheden wenste de Dienst Regulering de discussie blijkbaar niet verder te voeren, zodat de bestreden beslissing geen punt van betwisting meer uitmaakt.

  2. De Raad van State heeft de zaak afgesloten, zonder onderzoek ten gronde van de grieven die de Dienst Regulering had ingeroepen, nadat deze Dienst geen gebruik had gemaakt van de vraag tot voortzetting van de rechtspleging en van de vraag om te worden gehoord (zie het antwoord op vraag 1. Het dossier in kwestie heeft dan ook geen griefhoudend karakter meer.

  3. en 4. Zonder voorwerp (zie de arresten van de Raad van State van 9 juni 2011 en 11 oktober 2011).