Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-5034

van Bart Tommelein (Open Vld) d.d. 28 december 2011

aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden

Mensenrechten - Homofobie - Discriminatie - Ontwikkelingshulp - Modulatie - Brits parlement - Beleid

discriminatie op grond van seksuele geaardheid
Afrika
ontwikkelingshulp
seksuele minderheid
rechten van de mens

Chronologie

28/12/2011Verzending vraag
21/2/2012Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-3535

Vraag nr. 5-5034 d.d. 28 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het Britse parlement wil minder financiële hulp geven aan landen waar homoseksuelen vanwege hun geaardheid vervolgd worden. Deze 'hulp-boetes' zouden mogelijk zijn voor landen als Oeganda en Ghana. Deze maatregel past binnen een algehele toetsing van de partnerlanden naar de naleving van de mensenrechten.

Zo werd Malawi al eerder bestraft door de Britten, toen zij een homoseksueel koppel veertien jaar dwangarbeid oplegden. De Britse regering gaat vanaf heden hulp behoevende landen checken op hun toewijding aan de mensenrechten.

De Britse regering is van plan om te vechten tegen geweld en discriminatie van in alle gevallen en aldus systematisch de ontwikkelingshulp hierop af te toetsen.

Ik had hieromtrent dan ook graag volgende vragen voorgelegd aan de bevoegde minister:

1) Hoe reageert u op het Britse voornemen? Heeft u weet van andere landen die hun ontwikkelingshulp moduleren in functie van de mate waarin een land de mensenrechten naleeft?

2) Bent u dit voorstel genegen? Zo ja, kan u dit concreet toelichten wat de uitwerking betreft? Zo neen, kan u zeer gedetailleerd oplijsten waarom niet en kan u dan aangeven welke alternatieven u meer aangewezen vindt?

3) Kan u gedetailleerd oplijsten hoe uw beleid inzake ontwikkelingssamenwerking rekening houdt met de toegenomen homofobie in onder meer Afrikaanse landen? Kan u dit concreet toelichten?

Antwoord ontvangen op 21 februari 2012 :

De meeste bilaterale donoren hanteren op een of andere manier een toetsing van de mensenrechten als een van de onderliggende principes voor het ontwikkelingsbeleid, al wordt dit niet altijd strikt gehanteerd in de praktijk. Het Britse voornemen zal getoetst moeten worden in de praktijk. We constateren immers vaak dat met twee maten en gewichten gewerkt wordt, en in tijden van besparingen op ontwikkelingssamenwerking klinkt het mensenrechtendiscours luider in een aantal donorlanden.

Voor de Belgische ontwikkelingssamenwerking is de situatie op het vlak van de mensenrechten al heel lang een bekommernis, die op verschillende manieren werd geconcretiseerd: in de wet op de internationale samenwerking (1999), in de Algemene Overeenkomsten met de partnerlanden die telkens een clausule in verband met respect voor mensenrechten bevatten en in de wet van 1993 betreffende jaarlijkse rapportering over de mensenrechten in de partnerlanden. Daar waar dit relevant is, komt de problematiek van homofobie aan bod in de rapportering en wordt ze aangekaart in politiek overleg met het partnerland - bij voorkeur samen met andere donoren aangezien de impact dan groter is.

Homofobie was tot nu toe één van de elementen in onze analyse van de mensenrechtensituatie in de partnerlanden maar werd niet gehanteerd als een specifieke opschortende voorwaarde. Er is voor elk partnerland een brede en diepgaande analyse nodig, waarin moet overwogen worden of het hanteren van elk mensenrecht afzonderlijk als opschortende voorwaarde opweegt tegen de bekommernis voor het geheel aan mensenrechten. In de meeste van onze partnerlanden zijn de elementaire rechten op leven, voedsel, huisvesting, … niet gegarandeerd en beogen wij met ontwikkelingssamenwerking juist de bevordering ervan; een positieve aanpak dus, waar het kan. Dit neemt niet weg dat specifieke mensenrechtensituaties, met inbegrip van holebi-rechten, besproken worden in politiek overleg met het partnerland.