Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-482

van Christine Defraigne (MR) d.d. 3 december 2010

aan de minister van Pensioenen en Grote Steden

Pensioenen - Verschillen - Wegwerken - Maatregelen

pensioenregeling

Chronologie

3/12/2010Verzending vraag
12/4/2011Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-481

Vraag nr. 5-482 d.d. 3 december 2010 : (Vraag gesteld in het Frans)

Volgens de cijfers (van 2007) opgenomen in de “Belgische Pensioenatlas 2010” vult vijfendertig procent van de gepensioneerden zijn wettelijk pensioen aan met een bijkomend pensioen van de werkgever.

Volgens een onderzoek van de Katholieke Universiteit Leuven (KUL) op vraag van de Federale Overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid is het gemiddelde pensioen van zelfstandigen, vrouwen en gepensioneerden ouder dan tachtig jaar lager dan het algemeen bruto gemiddelde van 1.220 euro.

Volgens de FOD Volksgezondheid verbergt dit cijfer echter een enorme discrepantie tussen gepensioneerden die 1290 euro ontvangen, gepensioneerden met een overlevingspensioen van 1018 euro en degenen die een inkomensgarantie van 742 euro voor ouderen ontvangen .

Bovendien ontvangen mannen gemiddeld 1444 euro, tegenover vrouwen 1037 euro. Gepensioneerden tussen zestig en vierenzestig jaar ontvangen gemiddeld 1537 euro pensioen. Personen die ouder zijn dan tachtig ontvangen daarentegen nauwelijks 1160 euro.

1) Hoe verklaart u die verschillen?

2) Welke maatregelen zult u nemen om die verschillen weg te werken?

Antwoord ontvangen op 12 april 2011 :

In antwoord op uw vraag, heb ik de eer u volgende inlichtingen mee te delen, die u voor het merendeel kunt terugvinden in het Groenboek van de Nationale Pensioenconferentie.

Verschil tussen mannen en vrouwen

Het eerste pijler-pensioen van een werknemer, het wettelijk stelsel waarbij alle werknemers verplicht zijn aangesloten, en dat een zeker solidariteit tussen hen waarborgt, staat in verhouding tot zowel de duur van zijn loopbaan als de hoogte van zijn loon. In de huidige pensioenwetgeving voor werknemers bestaat geen verschil in behandeling tussen mannen en vrouwen. Een vrouw en een man met dezelfde loopbaan en dezelfde verloning, zullen exact hetzelfde pensioenbedrag krijgen. Wanneer het pensioen van de vrouwen lager is dan het pensioen van de mannen, is dit dus enkel toe te schrijven aan een verschil in de duur van de loopbaan, aan de hoogte van het loon of aan de arbeidsduur (deeltijds…). Zoals u kunt vaststellen, gaat het daarbij om een weerspiegeling van ons socio-cultureel verleden. Als dit gedrag verandert (en als, onder andere, de samenleving, door de organisatie ervan, hen daar de gelegenheid toe geeft), zullen we hogere pensioenen zien voor vrouwen die een betere loopbaan hebben.

Wat betreft de tweede pijler bestaan er grotere ongelijkheden, aangezien vrouwen zwak vertegenwoordigd zijn in de sectoren die sectorale plannen hebben ingevoerd.

Verschil tussen het bedrag van een rustpensioen en het bedrag van een overlevingspensioen

Uit de parlementaire werkzaamheden met betrekking tot het overlevingspensioen, blijkt dat, zoals het groenboek van de NPC preciseert, het werknemersoverlevingspensioenstelsel aanvankelijk het risico dekte “dat talrijke gehuwde vrouwen zonder beroepsbezigheid liepen, zich door het overlijden van hun man van hun inkomsten beroofd te zien”. Later is men het overlevingspensioen gaan stoelen “op de idee dat de vrouw, binnen de aanvaardbare grenzen van solidariteit, gezinsinkomsten moet kunnen bekomen welke in verhouding staan met deze van het gezin vóór het overlijden. Aldus werden regels ingevoerd teneinde, binnen bepaalde grenzen, de cumulatie toe te laten van een overlevingspensioen met de inkomsten uit een beroepsbezigheid of nog met een persoonlijk rustpensioen”.

De overlevende echtgenoot kan een overlevingspensioen verkrijgen, aan het bedrag als alleenstaande, uit hoofde van de activiteit van de overleden echtgenoot. Indien de overlevende echtgenoot komt te hertrouwen, wordt de betaling van de uitkering gestopt.

Verschil tussen pensioenbedrag en inkomensgarantie voor ouderen

De inkomensgarantie voor ouderen is een forfaitaire tegemoetkoming die niet onderworpen is aan de betaling van bijdragen, die toegekend wordt aan iedereen die aan de vereiste voorwaarden voldoet. De inkomensgarantie heeft als doel om de bejaarden een waardig bestaan te bieden. Het bedrag bedraagt momenteel 610,89 euro per maand voor een samenwonende en 916,33 euro voor een alleenstaande. Het bedrag van de inkomensgarantie wordt verminderd met andere bestaansmiddelen waarover de betrokkene of de samenwonenden eventueel beschikken.

Aangebrachte correcties:

Sinds de inwerkingtreding van de regelgeving betreffende de inkomensgarantie voor ouderen werden het basisbedrag en het verhoogd basisbedrag negen keer opgetrokken, buiten index, met de bedoeling om de inkomensgarantie voor ouderen op een bedrag te brengen dat net boven de armoedegrens ligt. Op die manier komt het bedrag van de Inkomensgarantie voor ouderen (IGO) voor een alleenstaande in de buurt van het gewaarborgd minimumpensioenbedrag voor werknemers. De gerechtigde van een IGO (zonder bestaansmiddelen) krijgt 916,33 euro en de gerechtigde van een werknemerspensioen die het gewaarborgd minimumpensioenbedrag ontvangt, krijgt 1 024,98 euro

Verschillen op basis van de leeftijd van de gerechtigden

Een pensioen wordt, in principe, definitief toegekend. Het pensioenbedrag wijzigt enkel nog door rekening te houden met de verhoging het indexcijfer van de consumptieprijzen. Dit indexcijfer ligt echter heel wat lager dan de stijging van de levensstandaard of van de welvaart. Het loon van de werknemer van gisteren, die de gepensioneerde van vandaag is, werd niet enkel geïndexeerd, maar in principe ook opgetrokken om rekening te houden met de evolutie van de welvaart; zijn pensioen wordt dus berekend op een loon dat met die evolutie rekening houdt. Daarom is het pensioenbedrag dat een hoogbejaarde gepensioneerde nu ontvangt lager dan het pensioenbedrag dat aan een nieuwe gepensioneerde wordt toegekend.

Aangebrachte correcties:

De pensioenen die werden toegekend op basis van het gewaarborgd minimumbedrag werden altijd aangepast aan de nieuwe bedragen wanneer ze werden opgetrokken buiten index; analoog werden de pensioenen waarvan het bedrag op de ingangsdatum hoger lag dan het gewaarborgd minimumbedrag, maar die door dat minimumbedrag werden ingehaald, automatisch aangepast, in de mate waarin ze aanspraak konden maken op een minimumpensioen en met proratisering ten opzichte van de duur van de loopbaan.

Om het verschil tussen de evolutie van het indexcijfer en de evolutie van de levensstandaard weg te werken, werden de pensioenen ook meermaals geherwaardeerd buiten het indexcijfer van de consumptieprijzen. Deze inhaalbeweging werd tot stand gebracht via een herwaarderingstoelage (reglementering van 1976 tot 1981), hetzij via de toepassing van herwaarderingscoëfficiënten (de laatste herwaardering dateert van 1 september 2010 voor de pensioenen die in 2005 zijn ingegaan.) Bij de toepassing van deze herwaarderingscoëfficiënten wordt er rekening gehouden met de ingangsdatum van het pensioen omdat men de ter beschikking gestelde begrotingsmiddelen wil aanwenden voor de pensioenen die het meest aan een herwaardering toe zijn.

Ten slotte werden sommige pensioenen opgetrokken in het kader van het generatiepact. Het IPA, dat “hernomen” werd door de regering en nog wordt besproken voor wat betreft het complement van de enveloppe, voorziet nu met name: een verhoging van minimumpensioenen met 2 % en met 0,7 % voor hen die een jaar of langer een pensioen genieten.