Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4813

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 28 december 2011

aan de staatssecretaris voor Asiel, Immigratie en Maatschappelijke Integratie, toegevoegd aan de minister van Justitie

Niet-begeleide minderjarige vreemdelingen - Fedasil - Asielzoekers - Opvangfaciliteiten - Omkadering - Kwaliteit van de opvangcentra

politiek asiel
minderjarigheid
Federaal Agentschap voor de opvang van asielzoekers
sociale voorzieningen
illegale migratie
asielzoeker

Chronologie

28/12/2011Verzending vraag
14/3/2012Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-3564

Vraag nr. 5-4813 d.d. 28 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Jongeren die in België arriveren zonder ouders of wettelijke voogd, volgen in principe een specifiek opvangtraject. De "voogdijwet", namelijk de programmawet (I) van 24 december 2002 (artikel 479 en de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen, en de koninklijke besluiten op de opvang, voorzien op duidelijke wijze dat niet-begeleide minderjarige vreemdelingen (NBMV's), of ze nu asielzoeker zijn of niet, worden opgevangen in aangepaste opvangstructuren.

De bevoegdheid over de opvang van niet-begeleide minderjarigen is verdeeld over de federale regering en de gemeenschapsregeringen. Dat leidde tot een versnipperd opvangbeleid. Jonge asielzoekers werden opgevangen in de federale opvangcentra. De anderen, die geen asiel vroegen, kwamen terecht in de bijzondere jeugdzorg en die was daar niet op voorzien.

De kwaliteit van de opvangcentra verschilt ook erg onderling. De centra voor niet-asielzoekende NBMV worden als relatief goed beschouwd en vergelijkbaar met de zorg voor Belgische jongeren in het gewone jeugdwelzijnssysteem. Maar de beschikbare plaatsen in dergelijke centra zijn zeer beperkt zodat de centra zich alleen over een zeer klein aantal kunnen ontfermen. De opvangcentra voor asielzoekers hebben dan weer meer capaciteit , maar de kwaliteit van de opvang in deze centra wordt als minder beoordeeld dan die in de "niet-asiel"-opvangfaciliteiten: te weinig en vaak onvoldoende opgeleid personeel, grote aantallen kinderen en jongeren, beperkte infrastructuur, minder goed uitgebouwde psychologische verzorging en omkadering, enz. NBMV's waarvoor men geen plaats vindt worden bovendien zelf quasi onbegeleid als voorlopige maatregel op hotel gestuurd.

Hierover de volgende vragen:

1) Welke minimale omkadering (psychologische, pedagogische en medische begeleiding, etc.) is er voorzien voor de NBMV's in de opvangfaciliteiten van het Federaal Agentschap voor de opvang van asielzoekers (Fedasil)? Voldoet België hiermee aan haar eigen wetten en internationale verplichtingen en verdragen ter zake?

2) Welke minimale omkadering (psychologische, pedagogische en medische begeleiding, etc.) is er voorzien voor de NBMV's in de tijdelijke hotelopvang? Voldoet België hiermee aan haar eigen wetten en internationale verplichtingen en verdragen ter zake?

3) Vindt de geachte staatssecretaris het normaal dat een NBMV's minder rechten geniet in een federale instelling dan in een gemeenschapsinstelling? Wat heeft hij reeds ondernomen om dit euvel te verhelpen?

4) Wie is er verantwoordelijk voor het welzijn en de opvang van deze jongeren eenmaal er een uitspraak is in hun asieldossier? Wie volgt deze jongeren verder op? Bestaan er hierover overeenkomsten tussen Fedasil en andere bevoegde instanties?

Antwoord ontvangen op 14 maart 2012 :

  1. De omkadering verschilt in functie van de opvangfase en wordt ook licht aangepast in functie van de infrastructuur en de partner. Maar ongeacht de fase en de structuur waarin de NBMV wordt opgevangen, geniet hij steeds materiële opvang in de ruime zin, met inbegrip van psychologische, pedagogische en medische begeleiding.

    Eerste opvangfase: opvang in een observatie- en oriëntatiecentrum (OOC).

    Zoals het koninklijk besluit (KB) over de OOC en de opvangwet voorzien, toont de opvang van NBMV het belang aan van een specifiek en ruimer personeelskader dan dat van een gewoon opvangcentrum voor NBMV.

    Tijdens het verblijf in het observatie- en oriëntatiecentrum kan de niet-begeleide minderjarige geobserveerd worden, zodat we zijn medisch, psychologisch en sociaal profiel kunnen opstellen en een eventuele situatie van kwetsbaarheid kunnen opsporen. Op die manier kan hij worden doorgestuurd naar een gepaste opvangplaats.

    Artikel 40 garandeert een aangepast kader voor niet-begeleide minderjarigen tijdens de observatie- en oriëntatiefase in een centrum dat daarvoor is uitgerust.

    Dit impliceert dat elk OOC beschikt over 30,5 VTE voor vijftig minderjarigen. Het personeel bestaat uit verschillende functieprofielen waaronder acht maatschappelijk werkers die instaan voor de individuele begeleiding van de minderjarigen. Deze maatschappelijk werkers werken samen met acht begeleiders/opvoeders, die het dagelijkse leven van de minderjarigen organiseren. Drie maatschappelijk assistenten organiseren de coördinatie van de opvangstructuur.

    Het team bestaat verder uit twee nachtwakers en vier personeelsleden die de logistieke dienst vormen waarvan een chauffeur is. Hij vervoert de minderjarigen naar de afspraken en naar hun nieuwe opvangstructuur. Dit team wordt verder aangevuld door een psycholoog, een verpleegster, een deeltijds arts, een administratief beheerder, een boekhouder en een directeur.

    De tweede opvangfase, georganiseerd door de federale centra en de partners.

    Een collectieve opvangstructuur is een structuur die NBMV opvangt tijdens de 2de opvangfase gedurende minstens vier maanden.

    Onder een collectieve opvangstructuur verstaan we een open opvangstructuur, die op vrijwillige basis minderjarigen opvangt en ze 24u/24u begeleidt. De opvolging gebeurt zowel individueel als collectief.

    De opvangstructuur geeft materiële opvang die onder meer logement, maaltijden, psychosociale en medische begeleiding omvat alsook een dagvergoeding en schoolbegeleiding. Er worden ook verschillende activiteiten georganiseerd.

    Het is een specifieke structuur die in het opvangcentrum voor volwassenen geïntegreerd is.

    De maatschappelijk werkers begeleiden de minderjarigen en geven hen algemene sociale hulp. Het personeelskader voorziet veertien personen voor veertig opgevangen minderjarigen. Dit kader omvat twee maatschappelijk assistenten, elf opvoeders voor veertig minderjarigen (of 3,5 minderjarigen per opvoeder) en een verantwoordelijke of coördinator.

    Sommige federale centra organiseren ook opvang voor twintig autonome NBMV: hier is er minder begeleiding aangezien de minderjarigen zelfstandiger zijn. Elke structuur voor autonome NBMV beschikt over twee opvoeders die samenwerken met de andere diensten van het centrum.

    Een specifieke opvang georganiseerd door sommige van onze partners, zoals twee LOI's die het voordeel hebben kleinschalige en meer autonome opvang te organiseren. Meer kwetsbare jongeren worden er bij voorkeur doorverwezen na hun verblijf in een OOC. Deze LOI's van de tweede fase bestaan enkel aan Franstalige kant en werken ook samen met Aide à la Jeunesse (van de Fr. Gemeenschap) waardoor een breder personeelskader mogelijk is.

    Derde opvangfase, begeleid zelfstandig wonen.

    Deze opvang wordt voornamelijk georganiseerd door de LOI's maar ook door een partner.

    “Begeleid zelfstandig wonen” is bestemd voor NBVM die reeds vijftien dagen in een observatie- en oriëntatiecentrum hebben verbleven en vier maanden in een collectieve opvangstructuur, meer bepaald een federale opvangstructuur, een opvangcentrum van het Rode Kruis of een collectieve LOI voor minderjarigen). Hier heeft de minderjarige nog steeds recht op materiële opvang.

    "Begeleid zelfstandig wonen" kenmerkt zich door een meer individuele structuur die de jongeren meer verantwoordelijkheden geeft waardoor ze meer zelfstandig kunnen wonen. “Begeleid zelfstandig wonen” is een overgang naar nog meer autonomie. Aan de hand van een project dat voorbereidt op het leven als volwassene, krijgen ze de nodige hulpmiddelen om op eigen benen te staan als toekomstige volwassenen.

    Om een geschikte omkadering te bieden is het noodzakelijk één VTE te voorzien voor acht jongeren. Om deze opvolging te kunnen verder zetten wordt deze functie best verdeeld over twee personen.

    Tenslotte mag men de belangrijke rol van de voogd niet vergeten die gedurende het ganse parcours van de NBMV een intensieve begeleiding biedt.

  2. Eerst en vooral wens ik te benadrukken dat er in de hotels enkel NBMV worden opgevangen waarvoor leeftijdstwijfel is geuit door de dienst Vreemdelingenzaken. Van zodra de minderjarigheid vaststaat, wordt de NBMV zo snel mogelijk doorverwezen naar het reguliere opvangnetwerk voor NBMV.

    Momenteel werken drie maatschappelijk werkers van Fedasil voor de acht hotels waar er NBMV worden opgevangen.

    Deze maatschappelijke werkers zijn er om de minderjarigen te observeren, te informeren en te oriënteren en om de meest kwetsbare jongeren op te sporen.

    De minderjarigen worden in groep aangesproken maar ook individueel.

    Informeren: uitleg verschaffen over waarom ze in de hotels worden opgevangen, wat de opvangmogelijkheden in de centra zijn, wat “twijfel over de leeftijd” betekent enz.

    Wanneer de maatschappelijk werkers bijzondere kwetsbaarheid vaststellen, nemen ze contact op met de hoofdzetel van Fedasil en de Dispatching. Dit met het oog op een snelle doorverwijzing.

    Voor medische zorgen verwijzen de maatschappelijk werkers de minderjarigen door naar de polikliniek van het Sint-Pietersziekenhuis. Fedasil staat in voor de medische verzorging via de medische cel.

    Een deel van de minderjarigen wordt ook begeleid door de vzw SAMPA (project Europees Vluchtelingenfonds, beheerd door Fedasil) dat socio-sportieve, culturele activiteiten organiseert, initiatieven rond burgerzin, lessen Nederlands en Frans. Deze activiteiten gebeuren in groep en duren een halve dag. Een jurist en een psycholoog maken deel uit van het SAMPA-team.

    Ik weet dat er ook maatschappelijk werkers van A.M.O. (Aide en Milieu Ouvert) die afhangen van het Comité Bijzondere Jeugdzorg (Vlaamse Gemeenschap) ook minderjarigen op hotel bezoeken.

    Ik merk ook op dat dit logement op hotel er gekomen is om te vermijden dat er NBMV op straat zouden worden gezet.

  3. Ik denk in de eerste plaats dat het moeilijk is om het meer algemene sociaal werk (op federaal niveau) te vergelijken met het gespecialiseerde of aanvullend sociaal werk (op gemeenschapsniveau) aangezien zij niet dezelfde doelgroep beogen. De algemene opvang van Fedasil viseert alle NBMV (asielzoekers), terwijl de gespecialiseerde of aanvullende hulp van de gemeenschappen de omkadering beoogt van NBMV in gevaar, in moeilijkheden of met een ernstig problematische opvoedingssituatie. Er zijn trouwens ook verschillen in omkadering en qua doelgroep tussen het comité bijzondere jeugdzorg (Vlaamse Gemeenschap) en het Comité Aide à la Jeunesse (Franse Gemeenschap).

    Het klopt dat FEDASIL minder gespecialiseerd personeel ter beschikking heeft voor de begeleiding van NBMV dan de Gemeenschappen, maar Fedasil blijft werken aan haar visie ter zake en heeft met beperkte middelen ook specifiekere opvangstructuren opgericht voor bepaalde groepen (zoals buitenlandse tienermoeders die in Rixensart worden opgevangen of in het LOI van Kasteelbrakel). Deze denkoefeningen worden gemaakt om de minderjarigen die gespecialiseerde hulp nodig hebben zo goed mogelijk te begeleiden met de gepaste budgettaire middelen.

    Ik blijf er wel op hameren dat de bijzondere jeugdzorg van de gemeenschappen dient in te staan voor dit specifieke doelpubliek. Ik heb daarom recent mijn collega en de vertegenwoordigers van de gemeenschappen ontmoet, om samen een oplossing te zoeken om de situatie te verbeteren. Het overleg met de sector van de bijzondere jeugdzorg zal heropgestart worden. Ik weet dat dit overleg reeds lang bestaat, maar het is nu tijd om dit te concretiseren. Ik ben ervan overtuigd dat door een loyale samenwerking, het mogelijk zal zijn om tot structurele oplossingen te komen.

  4. Zoals de opvangwet voorziet, is de materiële steun van toepassing op elke asielzoeker, ook de niet-begeleide minderjarigen en geldt dit:

    Vanaf het indienen van de asielaanvraag.

    Tijdens de hele asielprocedure (met inbegrip van alle vormen van beroep die voorzien zijn).

    Dit verklaart waarom het Agentschap niet bevoegd is voor de opvang van een minderjarige met een verblijfstitel.

    Een minderjarige moet zich immers aanmelden.

    Hetzij bij het OCMW van zijn verblijfplaats die de verplichting heeft om hem maatschappelijke steun A geven die overeenkomt met het leefloon;

    Hetzij, indien de minderjarige specifieke behoeften heeft, bij het comité bijzondere jeugdzorg van de verblijfplaats van zijn voogd (CBJ/SAJ);een combinatie van hulp van beide is ook mogelijk.

    Gezien de situatie van het opvangnetwerk voor NBMV en de opvangwet, moeten we ervoor zorgen dat de opvolging van de opvang door de bevoegde diensten wordt overgenomen zodat de nieuwkomers kunnen opgevangen worden.

    Ter informatie, de bevoegde diensten zijn, in functie van de situatie en de leeftijd van de minderjarige, het comité voor bijzondere jeugdzorg van de Vlaamse of Franstalige Gemeenschap, het OCMW of beide.