Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-474

van Sabine de Bethune (CD&V) d.d. 30 november 2010

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen

Actieplatform van Beijing - Krachtlijn "Vrouwen en gewapende conflicten - Implementatie - Indicatoren

gendermainstreaming
positie van de vrouw
conferentie VN
gelijke behandeling van man en vrouw
rechten van de vrouw
oorlog

Chronologie

30/11/2010Verzending vraag
24/2/2011Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-475

Vraag nr. 5-474 d.d. 30 november 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Een van de krachtlijnen van het Actieplatform van Beijing (1995) heeft betrekking op vrouwen en gewapende conflicten. Op initiatief van het Franse Europese Voorzitterschap (2008) werden vier indicatoren ontwikkeld, die door de Europese Raad in december 2008 werden goedgekeurd, om de door de lidstaten van de Europese Unie (EU) geboekte vooruitgang ter zake te meten.

De eerste indicator betreft de verhouding mannen en vrouwen met een specifieke gendertraining bij het diplomatieke personeel en de burgerlijke en militaire staf die door de lidstaten en Europese gemeenschapsinstellingen worden ingezet in peacekeeping-operaties van de Verenigde Naties (VN) en in missies van de European Security and Defence Policy (ESDP).

De tweede indicator betreft de verhouding vrouwen en mannen onder de leidinggevenden van diplomatieke missies, Europese delegaties en staf die deelnemen aan VN-peacekeeping-operaties en ESDP-missies, inbegrepen de militaire staf en de politiestaf.

De derde indicator betreft de financiering (als totaal bedrag en als percentage van de ontwikkelingsbudgetten) waarin door de lidstaten en de Europese Unie werd voorzien om gelijke kansen tussen mannen en vrouwen in (post)conflictlanden te ondersteunen, alsook het budget dat werd ingezet voor vrouwelijke slachtoffers van geweld en de deelname van vrouwen aan vredesopbouw en reconstructie.

De vierde indicator betreft de verhouding tussen vrouwen en mannen en het land van oorsprong van erkende asielzoekers en personen die de subsidiaire bescherming genieten.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Is de minister op de hoogte van deze EU-indicatoren en volgens welke procedure worden die in zijn departement gevolgd?

2) Wat is de stand van zaken voor zijn departement voor wat de eerste indicator voor het jaar 2009 betreft?

3) Wat is de stand van zaken voor zijn departement voor wat de tweede indicator voor het jaar 2009 betreft?

4) Wat is de stand van zaken voor zijn departement voor wat de derde indicator voor het jaar 2009 betreft?

Antwoord ontvangen op 24 februari 2011 :

1. Ik ben inderdaad op de hoogte van deze indicatoren, mijn diensten hebben hier actief aan meegewerkt. Onder Spaans voorzitterschap eerder dit jaar, werden de oorspronkelijke vier indicatoren aangevuld en herbekeken. De nieuwe Europese unie (EU)-indicatoren zoals aangenomen door de Raad in juni, vindt u op http://register.consilium.europa.eu/pdf/en/10/st11/st11948.en10.pdf.

Het gaat nu dus om zeventien indicatoren. Onder Belgische EU-voorzitterschap werden deze indicatoren onder vorm van een vragenlijst overgemaakt aan de EU-lidstaten, de EU-instellingen en de EU-delegaties en missies. Op basis van de antwoorden wordt thans een rapport gemaakt dat een overzicht moet bieden van de implementatie van resolutie 1325 over vrouwen, vrede en veiligheid. Door het laattijdig indienen van antwoorden zal het rapport pas begin 2011 klaar zijn.

België werkte actief mee aan het opstellen van de indicatoren en gaf ook uitgebreid antwoord op de vragenlijst. Dit werd gecoördineerd door de dienst Mensenrechten bij de Federale Overheidsdienst (FOD) Buitenlandse Zaken in samenwerking met de betrokken diensten en andere departementen (Defensie, Ontwikkelingssamenwerking, Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen, Binnenlandse Zaken,…) via het netwerk dat bestaat om het Nationaal Actieplan 1325 op te volgen.

2. Met betrekking tot de 1ste indicator:

In de generieke training die georganiseerd wordt door FOD Buitenlandse Zaken, het Egmontinstituut en de Federale Politie voor alle toekomstig uitgezonden civiele personeelsleden, worden workshops gewijd aan: seksueel geweld, “gendermainstreaming”, mensenhandel, bescherming van kinderen, “human security”, mensenrechten, humanitair recht, “Rule of Law” en culturele diversiteit. Afhankelijk van de positie die het civiele personeel zal innemen, krijgen ze een specifieke briefing inzake de genderproblematiek in het land van bestemming. De gendertraining voor de Belgische militairen wordt verzorgd door het ministerie van Defensie.

3. Met betrekking tot de 2de indicator:

Sinds 2007 zijn er vierenzeventig stagiair-diplomaten in dienst getreden waarvan tweeëntwintig vrouwen. Van de negenennegentig Belgische ambassadeurs en permanente vertegenwoordigers zijn er negen vrouwen. Van de tweeëntwintig Belgische consuls-generaal zijn er twee vrouwen.

Tot op heden heeft nog geen Belg een functie van ESDP-Head of Mission bekleed. Ruim vijftig leden van de civiele staf werden uitgezonden in 2009.

Inzake de EU-vertegenwoordigingen in het buitenland verwijs ik u naar de Europese instellingen. Er zijn namelijk meer dan 130 landen waar de EU vertegenwoordigd is. De verdeling van de posten wordt gecoördineerd door de Europese Commissie en valt buiten mijn bevoegdheid.

4. Met betrekking tot de 3de indicator:

De dienst Vredesopbouw en Conflictpreventie van Buitenlandse Zaken financierde in 2009 projecten m.b.t. seksueel geweld, gelijke kansen en vrouwenrechten in Afghanistan en de Hoorn van Afrika voor een bedrag van 539 800 euro.

Mijn collega Charles Michel kan u toelichting verschaffen inzake de bijdragen van de Belgische ontwikkelingssamenwerking.