Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4703

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 28 december 2011

aan de minister van Justitie

Spionage - Inlichtingendiensten - Evolutie - Preventie

spionage
geheime dienst
aanslag op de staatsveiligheid

Chronologie

28/12/2011Verzending vraag
9/2/2012Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-3604

Vraag nr. 5-4703 d.d. 28 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Hoewel spionage vooral wordt geassocieerd met de periode van de koude oorlog, zullen ook actueel nog wel spionagenetwerken bestaan.

Hierover de volgende vragen voor de verschillende inlichtingendiensten:

1) Hoe definieert de wetgever spionage, dus vanaf welk moment kan een persoon worden vervolgd voor een daad van spionage? Welke criteria spelen hier een bepalende rol en in welke mate?

2) Hoe evolueerde volgens de perceptie van de verschillende inlichtingendiensten het fenomeen spionage sinds het beëindigen van de koude oorlog? Op welke wijze manifesteert spionage zich in ons land? Op welke basis formuleren de inlichtingendiensten deze antwoorden, over welke indicaties beschikken zij?

3) Hoeveel personen werden voor spionage veroordeeld (1) in de periode 1950 - 1990 en (2) sinds 1991 tot op heden. Hoe evolueerde dit aantal, aan welke oorzaken koppelt men deze ontwikkelingen en op basis van welke uitgangpunten of vaststellingen?

4) Welke diensten spelen een actieve rol in het opspeuren van spionageactiviteiten in ons land?

5) Beschikt ons land over spionnen die in het buitenland actief zijn of kan zulke vraag onmogelijk worden beantwoord, waaruit mag worden afgeleid dat het antwoord affirmatief is?

Antwoord ontvangen op 9 februari 2012 :

1) Eerst en vooral wens ik te vermelden dat er vele soorten spionage voorkomen. Er is niet alleen de politieke en militaire spionage, maar ook, en steeds meer, technologische en wetenschappelijke spionage, industriële- en ook economische spionage.

De wet van 30 november 1998 houdende de regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten definieert spionage en, hiermee samenhangend, inmenging als volgt:

- artikel 8, a) spionage: het opzoeken of het verstrekken van inlichtingen die voor het publiek niet toegankelijk zijn en het onderhouden van geheime verstandhoudingen die deze handelingen kunnen voorbereiden of vergemakkelijken;

- artikel 8, g) inmenging: de poging om met ongeoorloofde, bedrieglijke of clandestiene middelen beslissingsprocessen te beïnvloeden.

Deze definitie strekt louter tot de bevoegdheidsafbakening van de Veiligheid van de Staat (VSSE) en de Algemene dienst inlichting en veiligheid van de Krijgsmacht (ADIV), en valt niet automatisch samen met de strafrechtelijke omschrijving van spionage.

De strafbare spionageactiviteiten vindt men terug in -onder andere- hoofdstuk II “Misdaden en wanbedrijven tegen de uitwendige veiligheid van de Staat” van het Strafwetboek. Zo bepaalt artikel 118 dat degene die “voorwerpen, plans, geschriften, bescheiden of inlichtingen die voor de vijand geheim moeten worden gehouden in het belang van de verdediging van het grondgebied of de veiligheid van de Staat, geheel of ten dele, in origineel of in reproductie wetens overlevert of meedeelt aan een vijandelijke mogendheid of enige persoon die in het belang van een vijandelijke mogendheid handelt” gestraft wordt met levenslange hechtenis. Opgemerkt moet worden dat deze bepalingen gelezen moeten worden in de (oorlogs)context van de 19° eeuw.

Andere spionageactiviteiten worden strafbaar gesteld in bijzondere wetten zoals de wet van 10 januari 1955 betreffende de bekendmaking en de toepassing der uitvindingen en fabrieksgeheimen welke de verdediging van het grondgebied of de veiligheid van de staat aangaan.

2) Het einde van de Koude Oorlog was inderdaad een belangrijk keerpunt betreffende de activiteiten van vijandige buitenlandse inlichtingendiensten in ons land. De belangrijkste evolutie is wellicht dat de hedendaagse spionagedreiging van een bredere en meer diverse groep inlichtingendiensten uitgaat dan voorheen. Het voornaamste onderwerp van onze contraspionage aandacht was namelijk lange tijd quasi beperkt tot de activiteiten in België van de verschillende diensten van het Sovjet blok. Met de opvolgers van vele van deze diensten wordt vandaag de dag trouwens samengewerkt binnen een Europese context.

Deze evolutie betekent echter niet dat de “klassieke” spionage niet langer voorkomt. Wel in tegendeel. De Veiligheid van de Staat beschikt over voldoende indicaties dat de aard en omvang van spionage in ons land zich minstens op dezelfde hoogte als tijdens de Koude Oorlog bevindt. Bij wijze van voorbeeld verwijs ik hiervoor naar het VSSE Jaarverslag 2008 waarin vermeld wordt dat de “[…] spionagezaak SIMM ons eraan herinnert dat spionage een bijzonder concrete en actuele dreiging blijft ondanks de val van de Berlijnse Muur, het uiteenvallen van het Sovjetblok en het einde van de Koude Oorlog.”

3) Globaal kan gesteld worden dat er slechts weinig veroordelingen wegens spionage zijn geweest; de Veiligheid van de Staat houdt hierover echter geen cijfers bij. Als algemene trend kan over een terugval in veroordelingen na 1990 gesproken worden. De heroriëntering van de middelen van de dienst na 1990 en de verhoogde aandacht voor het internationale terrorisme, kunnen deze terugval grotendeels verklaren. Hieruit mag echter niet afgeleid worden dat de contraspionageactiviteiten van de VSSE eenzelfde terugval kenden.

Een strafrechtelijke veroordeling is slechts één van de antwoorden op spionageactiviteiten. Naargelang de situatie kunnen deze activiteiten ook op een andere wijze verstoord of onderbroken worden. Zo wordt in geval van spionage door vreemde staten vaak overgegaan tot het “non grata” verklaren van diplomaten. Voor wat economische spionage betreft, moet vastgesteld worden dat bedrijven vaak terughoudend zijn om hiervan klacht in te dienen bij het gerecht uit angst dat de publiciteit hierover imagoschade kan opleveren.

In het beste geval kunnen schadelijke activiteiten eenvoudigweg voorkomen worden. Daarom investeert VSSE sinds verscheidene jaren sterk in preventie, door middel van onder meer brochures en gerichte sensibiliseringsbriefings.

4) De Veiligheid van de Staat en de Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid van de Krijgsmacht zijn belast met het inwinnen van inlichtingen over spionageactiviteiten.. In een reactieve fase, wanneer inlichtingen wijzen op het bestaan van strafbare feiten, wordt deze informatie overgemaakt aan het Federale Parket.

5) Vooreerst houd ik eraan te herinneren dat de Veiligheid van de Staat zelf geen spionageactiviteiten ontplooit en bijgevolg geen “spionnen” inzet. De bevoegdheid van de VSSE is gelimiteerd tot het verzamelen van inlichtingen over activiteiten die een bedreiging (zouden kunnen) vormen voor de inwendige of uitwendige veiligheid van de staat of voor het wetenschappelijk en economisch potentieel. De VSSE is een defensieve binnenlandse inlichtingendienst die operationeel niet actief is buiten de Belgische grenzen.