Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4686

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 28 december 2011

aan de minister van Justitie

Justitie - Hervorming - Fundamentele kritiek van een vrederechter

burgerlijke rechtspraak
judiciële hervorming

Chronologie

28/12/2011Verzending vraag
13/12/2013Herkwalificatie
23/1/2014Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-3068
Geherkwalificeerd als : vraag om uitleg 5-4503

Vraag nr. 5-4686 d.d. 28 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De Roeselaarse vrederechter Jan Nolf haalt scherp uit evoluties van Justitie. Na eerder zijn collega Freddy Troch, klinkt ook deze kritiek erg fundamenteel. Hij viseert vooral het plan om onder andere vrederechtbanken te vervangen door de familierechtbanken. Zijn terughoudendheid en zelfs afwijzing vinden vooral argumenten in een steeds grotere afstand tussen gerecht en burger door een onoordeelkundige schaalvergroting, het daarbij horende Matteüseffect (de zwakkeren worden meer benadeeld) en een vertraging in de dossierbehandeling. Daarnaast verwijst hij met pijnlijke voorbeelden aan de inefficiëntie van het gerecht en illustreert hij hoe er mits onder andere minnelijke schikkingen heel wat geld kan worden bespaard.

Hierover de volgende vragen:

1) Hoe interpreteert en apprecieert de geachte minister de publieke kritieken van onder andere vrederechter Jan Nolf op de geplande hervormingen, onder andere via de familierechtbanken?

2) Over welke argumenten beschikt hij om de negatieve voorspellingen van deze (en ook andere) vrederechter te counteren?

3) Beaamt hij de analyse van vrederechter Nolf om door meer bemiddeling en dus minnelijke schikkingen heel wat extra kosten te besparen?

Antwoord ontvangen op 23 januari 2014 :

Er kan niet worden ontkend dat het bestaande juridische systeem voor de aanpak van familiale conflicten een ondoorzichtig kluwen van bevoegdheden vormt. De verschillende problematieken waarmee eenzelfde gezin wordt geconfronteerd, worden daardoor door verschillende magistraten afzonderlijk aangepakt.

Dit brengt een risico met zich mee voor verschillende en tegenstrijdige oplossingen. Daarenboven verhindert dit de magistraat om een volledig zicht te krijgen op de situatie van het gezin.

Om bovenstaande redenen, en trouwens op algemeen aangeven van de rechtspractici, werd besloten om met de wet van 30 juli 2013 betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank het geheel aan familiale zaken te groeperen rond eenzelfde rechter, door een familierechtbank op te richten die bevoegd is voor alle familiale aangelegenheden.

Door alle geschillen van eenzelfde familie toe te vertrouwen aan één enkel rechtscollege kan men komen tot een harmonisering van de procedureregels, minder kosten, minder tegenstrijdigheden en doorverwijzingen van rechtbank naar rechtbank, een grotere toegankelijkheid voor de rechtszoekende burger, en een doorgedreven specialisering.

Daarenboven dient men er rekening mee te houden dat het argument van de nabijheid van de vrederechter niet enkel geldt in familiezaken. Zowat voor elk soort geschil kan men stellen dat het voor de rechtszoekende voordeliger is om terecht te kunnen bij een rechter in de buurt. De realiteit is echter dat we nu eenmaal niet alle zaken bij de vrederechter kunnen onderbrengen. Men mag hierbij niet uit het oog verliezen dat het takenpakket van de vrederechters in 2013 gevoelig werd uitgebreid door de Wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid. De vrederechter wordt hierdoor de rechter voor alles wat de onbekwamen betreft, een materie waarvan de wetgever van oordeel was dat het bij uitstek door een nabijheidsrechter diende te worden behartigd.

Een ander argument voor de instelling van de familierechtbank in plaats van het vredegerecht is de aanwezigheid van het openbaar ministerie dat bij de familierechtbank zal kunnen zetelen en erop zal kunnen toezien dat de zwakke partijen even goed of zelfs beter worden verdedigd dan voor de vredegerechten. Het openbaar ministerie staat immers garant voor een welbepaalde maatschappelijke orde, een openbare orde waarin bescherming centraal staat (zijn optreden is van bijzonder belang bij aangelegenheden inzake minderjarigen) en beschikt over een aantal prerogatieven aan de hand waarvan de maatschappelijke situatie van die personen beter zal kunnen worden gevat.

De familierechter zal ook een rechter worden die dicht bij de betrokken families zal staan: enerzijds dankzij het opstellen van een familiedossier dat hem de mogelijkheid biedt de situatie van de families en de context van het conflict of de gevraagde maatregel beter te begrijpen en anderzijds door het grotere aantal maatregelen dat hij zal kunnen opleggen. Zo zal hij bijzondere onderzoeksmaatregelen (bv. een maatschappelijke studie) kunnen treffen wanneer de zaak betrekking heeft op minderjarigen. Door het mechanisme van de voortdurende aanhangigmaking kan hij de evolutie van een familie volgen: in bepaalde omstandigheden blijven de zaken die worden geacht spoedeisend te zijn (bepaling van de huisvesting en de bepalingen voor het uitoefenen van het ouderlijke gezag, ...) ingeschreven op de rol en kunnen, bij nieuwe elementen, door middel van een conclusie of op eenvoudig verzoek opnieuw voor de voorheen aanhangig gemaakte rechtbank worden gebracht.

De hervorming vestigt trouwens nadrukkelijk de aandacht op de bemiddeling en andere alternatieve manieren om conflicten te regelen. De wet regelt immers het verschaffen van informatie van de rechters aan rechtzoekenden omtrent die manieren om conflicten op te lossen. Bovendien voorziet de wet in het opzetten van kamers voor minnelijke schikking binnen de rechtbank van eerste aanleg die het standpunt van de partijen dichter bij elkaar moeten brengen. De partijen zullen op ongeacht welk tijdstip van de rechtspleging om een verwijzing naar die kamers kunnen verzoeken teneinde hun standpunten dichter bij elkaar te brengen of tot gedeeltelijke of volledige overeenkomsten te komen.