Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4629

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 28 december 2011

aan de minister van Justitie

Internetfraude - Aantallen - Bestrijding en vervolging - Internationale strategie

internet
computercriminaliteit
officiële statistiek

Chronologie

28/12/2011Verzending vraag
11/12/2013Herkwalificatie
6/1/2014Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-1407
Geherkwalificeerd als : vraag om uitleg 5-4467

Vraag nr. 5-4629 d.d. 28 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het VRT-programma Basta illustreerde recent wat elke internetgebruiker dagelijks ondervindt, namelijk een stroom van pogingen om met heel uiteenlopende verhalen, methodes en strategieën de naïeve internetgebruiker te verleiden tot aankopen, donaties, enz. Deze praktijk blijkt koppig en moeilijk bestrijdbaar. De Federal Computer Crime Unit (FCCU) werkt hier op de frontlijn, maar deze strijd blijft uiteraard beperkt door juridische grenzen. Zo kan deze unit niet pro-actief optreden, maar stelt wel een e-loket voor klachten beschikbaar. Toch blijft de bestrijding van deze vorm van fraude erg moeilijk, vooral omdat de landen waar deze fraudeurs opereren, hieraan geen prioriteit hechten.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) In welke mate vindt u de bestrijding van internetfraude prioritair voor Justitie en politie?

2) Kan u mij een actueel en cijfermatig overzicht geven over de omvang van deze problematiek? Hoeveel gevallen van internetfraude werden er sinds 2007 jaarlijks vastgesteld? Hoe evalueert en duidt u deze cijfers?

3) Beoordeelt u de instrumenten en methodes waarover Justitie en politie beschikken ter bestrijding van deze vorm van fraude als voldoende accuraat, efficiënt en slagkrachtig? Zo niet, waar liggen de belangrijkste tekorten en hoe kan hieraan worden verholpen?

4) Worden deze vormen van fraude op niveau van de Europese Unie besproken? Groeit er een internationale strategie waarin nationale overheden gezamenlijk deze bedreiging met meer succes kunnen aanpakken?

Antwoord ontvangen op 6 januari 2014 :

1.De aanpak van cybercrime en internetfraude is een zeer belangrijk onderwerp voor Justitie. Getuige hiervan is de zeer brede Cyber Security Strategy waaraan de regering, onder leiding van de eerste minister werkt. Ook Justitie werkt hier zeer actief aan mee. Binnen deze strategie wordt gewerkt aan de oprichting van een Centrum voor Cybersecurity in België (CCB). Dit Centrum heeft volgende opdrachten:

In het verlengde van deze algemene aandacht voor het ruimer begrip cyberveiligheid, past ook de aandacht vanuit Justitie voor cyberfraude.

Toch is een doortastende aanpak en vervolging niet evident, omwille van verschillende redenen:

2.We stellen vast dat het aantal bij de politiediensten gekende gevallen van internetfraude met 38 % gestegen is tussen 2007 en 2008 en opnieuw met 11 % tussen 2008 en 2009. Voor de eerste maal in lange tijd stellen we voor 2010 een lichte daling van 12 % vast. Gezien de gegevens voor 2010 echter nog niet volledig zijn, voorspellen we voor 2010 minimaal een status quo met 2009. Voor de toekomst verwachten we geen afname van het fenomeen, integendeel: steeds meer mensen wagen zich aan e-commerce, overwinnen hun schroom om een partner via internet te zoeken, of beseffen niet dat ze hun persoonlijke gegevens niet zomaar mogen vrijgeven.

Het is belangrijk om te beseffen dat bovenstaande cijfers enkel de aangegeven internetfraudes weergeven. Zoals voor alle andere vormen van criminaliteit, bestaat ook hier een substantieel dark number van feiten die niet aan de politie worden aangegeven wegens schaamte, een beperkt nadeel, ...

(zie grafiek 1 in bijlage)

Op het vlak van financieel nadeel merken we dat er vooral een sterke stijging vastgesteld kon worden van de mediane en gemiddelde schade in 2009. Voor 2010 zien we dat de gemiddelde schade per slachtoffer opnieuw stijgt tot 7 140 euro, maar dat de mediaan lichtjes zakt naar 725 euro per geval. Dit betekent concreet dat de helft van de slachtoffers een financieel nadeel geleden heeft dat onder 725 euro ligt, de andere helft een nadeel dat erboven ligt.

Belangrijk hierbij is dat dit nadeel individueel is en niet te verhalen valt op een derde partij (bank of verzekering). Het slachtoffer heeft vaak zichzelf of anderen in de schulden gestoken om een oplichter te kunnen betalen en zal nagenoeg nooit zijn geld kunnen recupereren omdat de dader in het buitenland zit en er daar nauwelijks vervolgd wordt. (zie tabel in bijlage)

3. Net zoals bij alle andere vormen van criminaliteit via internet, maken oplichters slim gebruik van het inherent internationale karakter van het medium internet. Internet kent geen grenzen, en de criminaliteit die erop wordt gepleegd evenmin, terwijl politie en justitie bij de opsporing en vervolging constant botsen op de grenzen van hun jurisdictie.

Een deel van de problematiek begint bij de technische complexiteit van van het misdrijf en de snelheid waarmee de opsporingen gepaard moeten gaan. De digitale sporen verdwijnen vaak zeer snel. De politie werkt verder aan de verspreiding van een draaiboek waarin duidelijk staat uitgelegd welke elementen in de klachten moeten worden opgenomen en welke procedure moet gevolgd worden om het onderzoek met een kans op slagen te starten. Deze kennis is momenteel nog te weinig verspreid.

Verder zou de aanpassing van het meldpunt eCops (dat nu geen officiële klachtopname toelaat) tot een volwaardig klachtenloket een verbetering zijn, maar daar staan juridische bezwaren in de weg.

Omdat het hier bijna steeds over internationaal te voeren gerechtelijke onderzoeken gaat, worden politie en justitie geconfronteerd met internationale juridische procedures. Deze beletten soms een snelle uitwisseling van gegevens. Daarbij is de termijn van dataretentie in de verschillende landen een probleem: tegen de tijd dat de nodige informatie langs de correcte weg werd overgemaakt, is de retentietermijn reeds verstreken en zijn de identificatiegegevens vaak al niet meer beschikbaar.

Waar er met de meeste westerse landen nog kan worden samengewerkt, is de samenwerking met andere landen vaak zeer moeilijk. Een aanzienlijk aandeel van daders van internetoplichting opereert vanuit West-Afrika, maar de samenwerking met deze landen in deze materie is niet steeds gemakkelijk. We moeten streven naar de verdere uitbouw van bilaterale overeenkomsten inzake een snelle gegevensuitwisseling met deze landen.

Er bestaan verschillende preventie-intiatieven. Hieraan moet in de toekomst meer aandacht worden besteed omdat, zeker in deze materie, voorkomen beter is dan genezen.

4.Op internationaal vlak werkt België nauw samen met de leden van de “International Mass Marketing Fraud Working Group” (IMMFWG). Naast België, zijn verschillende autoriteiten uit onder meer Nederland, Frankrijk, de VS, het UK, Australië, Canada en Zweden in deze werkgroep vertegenwoordigd. De samenwerking concretiseert zich zowel op het conceptuele als praktisch-operationele vlak, op preventief én repressief niveau. Verder worden zoveel mogelijk feiten nationaal en internationaal aan elkaar gelinkt om dossiers te bundelen tot grotere dossiers en zo kansen op opsporing en vervolging te maximaliseren. Verregaande informatie-uitwisseling tussen de nationale en internationale partners is hierbij van cruciaal belang. In dat kader heeft Europol een AWF light-versie voor Mass Marketing Fraud uitgewerkt ten behoeve van de leden van de IMMFWG.

Het is echter duidelijk dat er op het Europese niveau nog veel kansen liggen tot nauwere samenwerking en een gezamenlijke aanpak.

Annexe – Bijlage 5-4629