Banken - Overname - Europese Richtlijn - Kandidaten verwerver - Begrip van "reputatie" - Objectiviteit - Meting - Juridische bepaling - Controle naleving wettelijke bepalingen
kredietinstelling
company buy-out
financiële solvabiliteit
verzekeringsmaatschappij
centrale bank
Financial Services and Markets Authority
beroepskwalificatie
23/12/2011 | Verzending vraag |
24/1/2012 | Antwoord |
Herindiening van : schriftelijke vraag 5-3822
Op woensdag 23 november 2011 ondervroeg ik de minister in de commissie Financiën van de Senaat over de verkoop van de Ethias Bank aan een nieuwe speler binnen de banksector.
De minister verwees in zijn antwoord ondermeer naar de Europese Richtlijn terzake, omgezet in de Belgische wetgeving. Daarin wordt verwezen naar het begrip 'reputatie' van de kandidaat verwerver van een bestaande bankactiviteit en eveneens naar het begrip "reputatie" in verband met de toekomstige leiding van de kandidaat verwerver. Dus niet alleen de toekomstige eigenaar(s) moeten over een welbepaalde reputatie beschikken, ook de leiding en de leidinggevende personen van die toekomstige eigenaar worden onderzocht op hun reputatie.
Het begrip reputatie lijkt me bijna het tegenovergestelde van een duidelijke juridische bepaling. Reputatie baseert zich grotendeels op perceptie, allerlei berichtgevingen - waaronder roddels, op beweringen en kwestieuze methodes zoals "buurtonderzoek". Dit alles maakt het niet echt duidelijk waarvoor dit begrip staat. Meteen mag men zich vragen stellen bij de duidelijkheid, de mate van objectiviteit en vergelijkbaarheid. Ten gronde groeien er gereide twijfels of de geldende regelgeving en de Europese en Belgische vereisten wel bij machte zijn om een ernstig oordeel te vellen over deze toch wel ernstige en complexe financiële activiteiten.
In dit concreet geval bleek het eveneens duidelijk dat de kandidaat overnemer van Ethias Bank bewust een bepaalde persoon aantrok om de bankactiviteiten te leiden, om tegemoet te kunnen komen aan het begrip reputatie. Mij lijkt het dan dat reputatie niet zozeer zal slaan op sociale en emotionele intelligentie, omgang en ervaring, maar eerder op ervaring op het vlak van bancaire activiteiten en het feit dat men in het verleden blijk heeft gegeven van onberispelijk en gezagsvol gedrag op deze financiële en bancaire terreinen.
Hierover de volgende vragen:
1) Is de geachte minister het eens met deze interpretatie? Hoe moet het begrip "reputatie" bekeken worden? Via welke onderzoeken benadert men de opdracht om een reputatie te meten, welke objectieve criteria hanteert men hierbij? Welke vereisten worden gesteld aan deze personen? Is daarbij ervaring binnen de financiële en bancaire sector vereist of wenselijk?
2) Op welke wijze kunnen de geachte minister of het parlement controle uitoefenen op de correctheid van het naleven van de wettelijke bepalingen en dus op de juistheid van de invulling van het begrip "reputatie", in hoofde van een kandidaat eigenaar en in hoofde van de leidinggevende personen bij deze kandidaat eigenaar?
Tekst nog niet beschikbaar.