Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4582

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 23 december 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

Antipsychotica - Voorschriften - Gebruik - Stijging - Evolutie - Onderzoek - Monitoring

geestesziekte
geneesmiddel
verdeling naar geslacht
leeftijdsverdeling
geografische spreiding
officiële statistiek

Chronologie

23/12/2011Verzending vraag
31/5/2012Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-3892

Vraag nr. 5-4582 d.d. 23 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het gebruik van antipsychotica in België toont een immer stijgende curve.

Hierover de volgende vragen:

1) Hoe evolueerde het geregistreerde gebruik van antipsychotica jaarlijks in de periode 2001 - 2010? Kan de minister deze cijfers tevens opdelen per leeftijdscategorie, geslacht en per provincie (en gewest)? Hoe evalueert en duidt de geachte minister deze cijfers?

2 )Hoeveel kostte dit gebruik jaarlijks aan de Sociale Zekerheid, voor dezelfde periode?

3) Hoeveel van dit gebruik kan worden gekoppeld aan een langdurig gebruik, dit betekent meer dan 6 maanden?

4) Welke zijn volgens de geachte minister de oorzaken van deze jaarlijkse stijging van het gebruik van antipsychotica? Is hier al grondig onderzoek naar gedaan?

5) Rekening houdend met de eerder onheilspellende voorspellingen over de gevolgen van het langdurig gebruik van antipsychotica, gaf zij opdracht voor een intensieve en duurzame monitoring van dit gebruik en onderzoek naar mogelijke causaliteiten met andere pathologieën?

6) Welke concrete stappen heeft zij ondernomen om het gebruik van deze middelen terug te dringen? Welke concrete stappen zal de minister verder nemen? Bestaat er hierover overleg en samenwerking met de gemeenschappen?

Antwoord ontvangen op 31 mei 2012 :

1) tot 3) Allereerst moet ik opmerken dat de Farmanetgegevens (specialiteiten afgeleverd in een apotheek opengesteld voor het publiek en terugbetaald door het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering - RIZIV) over het gebruik van antipsychotica per patiënt slechts beschikbaar zijn vanaf het afleveringsjaar 2007.

Uit deze Farmanetgegevens blijkt dat het aantal patiënten waaraan antipsychotica werden afgeleverd in de periode 2007-2010 jaarlijks gemiddeld gestegen is met 1,5%, van 352.900 in 2007 tot 369.200 in 2010. Het verbruik (in “defined daily dose” (DDD) gemeten) ging omhoog met gemiddeld 5,7% van 35,3 miljoen DDD in 2007 tot 41,7 miljoen DDD in 2010, terwijl de RIZIV-uitgaven gemiddeld met 1,9% daalden van 142,3 miljoen EUR in 2007 tot 134,2 miljoen EUR in 2010.

Het langdurig gebruik (meer dan 180 DDD of dagdosissen per patiënt per jaar) maakte in 2007 15,3% uit van het totaal aantal patiënten). Dat steeg in 2010 tot 17,5%.

De tabel 1 in de bijlage toont het algemeen gebruik in volume (in aantal verpakkingen en in DDD), de RIZIV-uitgaven (in EUR) en het langdurig gebruik van antipsychotica per afleveringsjaar, per gewest, per provincie, per geslacht en per leeftijd voor de periode 2006-2010, zoals ze in Farmanet voorkomen (specialiteiten afgeleverd in een apotheek opengesteld voor het publiek en terugbetaald door het RIZIV). Ik merk hierbij op dat vanaf 1 januari 2008 de “kleine risico's” voor de zelfstandigen in de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging opgenomen zijn. Dit heeft in 2008 gezorgd voor een stijging van het waargenomen geneesmiddelenverbruik in de Farmanetgegevens in vergelijking met de voorgaande jaren. De globale toename in geneesmiddelenverbruik door deze integratie wordt geschat op ongeveer 5,4%.

4) Bij de vaststelling dat het gebruik van psychofarmaca stijgt, kan men onmiddellijk de vraag stellen of de prevalentie van psychiatrische stoornissen in dezelfde mate is toegenomen. Het werk van Kessler (2005 in de Verenigde Staten) zocht een antwoord op deze vraag. Een vergelijking van de prevalentie van psychiatrische stoornissen in 1990-1992 met de periode 2001-2003 wees er op dat er geen objectieve toename was van het aantal psychiatrische ziektebeelden maar wel een toename van de hulpvraag.

Meer bepaald is het aantal patiënten in België dat in 2010 van een verzekeringstegemoetkoming heeft genoten voor een antipsychoticum ruim hoger dan de epidemiologische schattingen van de patiënten met de belangrijkste indicaties (schizofrenie en bipolaire stoornissen). Deze molecules worden steeds ruimer gebruikt bij ouderen (> 65 jaar) die verblijven in een instelling. 39 % van de patiënten behandeld met een antipsychoticum (N05A) is 65 jaar of ouder, terwijl deze leeftijdsgroep 17 % uitmaakt van de totale populatie.

5) en 6) Een verhoogde mortaliteit is voor alle antipsychotica bij chronisch gebruik vastgesteld bij ouderen met dementie, mogelijks ten gevolge van de toegenomen incidentie van cerebrovasculaire accidenten.

Er zijn argumenten voor een verhoogd risico van plotse cardiale dood door antipsychotica. Een studie over antipsychotica specifiek bij Alzheimer-patiënten met gedragsstoornissen, levert bijkomende argumenten dat het risico van overlijden groter is bij de patiënten die antipsychotica krijgen dan bij zij die dit niet krijgen, en dat dit risico nog toeneemt met de behandelingsduur.

De langetermijn follow-up van de mortaliteitsgegevens uit een studie rond het stoppen van antipsychotica werd in 2009 gepubliceerd. Twaalf maanden na randomisatie (voortzetten of stopzetten van de behandeling met antipsychotica) werd een trend vastgesteld naar een hogere mortaliteit onder degenen die hun antipsychoticum verder gebruikten. Deze trend zette zich tijdens de verdere opvolging door en was na 3 jaar opvolging statistisch significant. Deze resultaten versterken de aanbeveling om zeer selectief te zijn in het gebruik van antipsychotica bij demente patiënten en de behandelingsduur en de dosis zo kort mogelijk te houden.

Het RIZIV organiseerde een consensusvergadering over het correct gebruik van geneesmiddelen in de behandeling van dementie bij oudere personen. De antipsychotica maakten deel uit van de bestudeerde geneesmiddelen. Ook nam het KCE het initiatief om het PHEBE-project (Prescribing in Homes for the Elderly in Belgium) op te starten. Daarnaast stelden mijn diensten in 2009 eveneens een oriënterende nota op in verband met psychomedicatie. Deze nota werd voorgesteld en besproken met de vertegenwoordigers van de artsen.

In juli 2011 publiceerde de Hoge Gezondheidsraad een rapport (8571) over ‘De impact van psychofarmaca op de gezondheid met een bijzondere aandacht voor ouderen’. Dat rapport baseert zich op de verschillende studies en voornoemde onderzoeken en somt een reeks aanbevelingen op met betrekking tot de artsen, aangezien de antipsychotica uitsluitend op medisch voorschrift verkrijgbaar zijn, en tot de apothekers, de Woon- en Zorgcentra (WZC) en de Centra voor Geestelijke Gezondheid. Eén van de aanbevelingen van de HGR die ik beslist heb om te volgen betreft de oprichting van een wetenschappelijk platform, naar het voorbeeld van dat voor de antibiotica (het Belgian Antibiotic Coordination Committee), dat met alle actoren, ook die van de gemeenschappen, een beleid zal kunnen bepalen en uitvoeren.

De door het geachte lid gevraagde gegevens werden haar rechtstreeks meegedeeld. Gelet op de aard ervan worden zij niet gepubliceerd, maar liggen zij ter inzage bij de griffie van de Senaat.