Cochleair implantaat - Rijksinstituut voor ziekte en invaliditeitsverzekering - Tussenkomst Aanvragen - Criteria - Cijfers
ziekteverzekering
medisch en chirurgisch materiaal
officiële statistiek
gezondheidsstatistiek
23/12/2011 | Verzending vraag |
2/2/2012 | Antwoord |
Herindiening van : schriftelijke vraag 5-3528
Graag had ik van de geachte minister een overzicht gekregen van volgende zaken:
1) Welke zijn de criteria om in aanmerking te komen voor een tussenkomst vanwege het Rijksinstituut voor ziekte en invaliditeitsverzekering (RIZIV) voor een cochleair implantaat?
2) Het aantal personen dat per jaar een tussenkomst van het RIZIV aanvraagt voor het aanbrengen van een cochleair implantaat. Hoeveel aanvragen tot tussenkomst werden afgewezen? Dit graag per jaar vanaf 2000 tot en met de meest recent bekende cijfers.
3) Hoe groot is de tussenkomst van het RIZIV in deze? Zijn er verschillen naargelang van het type cochleair implantaat? Dit graag per jaar voor de in vraag twee gestelde periode.
1. De criteria die een terugbetaling toelaten van cochleaire implantaten door de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen worden opgesomd in artikel 35 §8 van de nomenclatuur inzake de geneeskundige prestaties. Deze informatie is beschikbaar voor alle burgers op de website van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeits-verzekering (RIZIV)
De aanvraag tot verzekeringstegemoetkoming kan worden ingewilligd door het College van geneesheren-directeurs op basis van een medisch verslag ingediend en ondertekend door de implanterende arts. De aanvraag moet alle volgende elementen bevatten:
a) Voor rechthebbende met een bilateraal gehoorverlies:
Voor een eerste cochleair implantaat (verstrekking 683690-683701) gelden volgende criteria:
Het bestaan van een gehoorverlies ter hoogte van het beste oor, waarbij aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:
de gemiddelde luchtgeleidingsdrempel bij tonale audiometrie onder koptelefoon op de frequenties 500, 1000 en 2000 Hz bedraagt minstens 85 dB HL (hearing level). Bij afwezigheid van gehoor op één of meerdere frequenties dient 120 dB HL gebruikt te worden voor de berekening;
een BERA -onderzoek (brainstem evoked response audiometry) wijst op een drempel van piek V hoger of gelijk aan 90 dB nHL (normal hearing level);
gepaste gehoorapparaten of toonversterkers laten geen functioneel gehoor toe bij personen met postlinguale doofheid.
Bij een niet functioneel gehoor moet via spraakaudiometrie in vrij veld op basis van monosyllabische lijsten (type CVC (consonant vowel consonant) en zowel voor Nederlands-, Frans- als Duitstaligen) een foneemscore bij 70 dB SPL (sound pressure level) worden genoteerd die lager is dan of gelijk is aan 30 %.
Indien dit onderzoek niet uitvoerbaar is, bijvoorbeeld door de jonge leeftijd van het kind of door mentale retardatie (die op zich geen contra-indicatie zijn voor de implantatie van een cochleair implantaat), moet de reden daarvan expliciet vermeld worden.
Voor een tweede cochleair implantaat (bilaterale implanting, verstrekking 691891-691902) gelden volgende criteria:
De aanvraag tot verzekeringstegemoetkoming voor de verstrekkingen 691891-691902 kan worden ingewilligd door het College van geneesheren-directeurs voor rechthebbenden die al een gunstig advies gekregen hebben voor een gehoortoestel beschreven onder de verstrekking 683690-683701.
De aanvraag om verzekeringstegemoetkoming voor de verstrekking 691891-691902 kan slechts bij kinderen voor de twaalfde verjaardag of voor de achttiende verjaardag bij kinderen die lijden aan dreigende bilaterale ossificatie.
b) Voor rechthebbende met een evolutieve neuropathie, gelden volgende criteria (zowel voor het eerste als het tweede cochleair implantaat):
Het bestaan van een discrepantie tussen de drempels van de tonale audiometrie en de spraakaudiometrie, waarbij aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:
aanwezigheid van elektrofysiologische tekens van auditieve neuropathie bij het opnemen van auditieve hersenstam geëvoceerde potentialen: gedesynchroniseerde geëvoceerde potentialen bij een onderzoek bij 90dB nHL (normal hearing level) en/of abnormale cochleaire microfoonpotentialen.
gepaste gehoorapparaten of toonversterkers laten geen functioneel gehoor toe bij personen met postlinguale doofheid.
bij spraakaudiometrie in vrij veld op basis van monosyllabische lijsten (type CVC (consonant vowel consonant) en zowel voor Nederlands-, Frans- als Duitstaligen) wordt een foneemscore bij 70 dB SPL (sound pressure level) genoteerd die lager is dan of gelijk is aan 30 %.
Bij jongere kinderen bij wie nog geen spraakaudiometrie kan worden afgenomen kan de indicatie gesteld worden op basis van de elektrofysiologische testen indicatief voor auditieve neuropathie.
De verzekeringstegemoetkoming voor de verstrekking 683690 – 683701 of 691891-691902 is slechts mogelijk bij kinderen ouder dan twaalf maanden bij wie implantatie voor de achttiende verjaardag is gebeurd.
Ook een voorstel van reëducatieprogramma voor de patiënt maakt deel uit van de aanvraag.
Daarenboven dient de implantatie te gebeuren in een verplegingsinstelling die beschikt over een multidisciplinair team, met minstens een voltijds logopedist, een voltijdse audicien-audioloog en een voltijdse Neus-keel-oorarts (NKO-arts).
2. U vindt hieronder een tabel met betrekking tot de aanvragen tot tussenkomst voor een cochleair implantaat voor de periode 2000 tot en met 2010.
|
<12 jaar |
12-65 jaar |
>65 jaar |
Totaal |
Weigering |
2000 |
|
|
16 |
125 |
|
2001 |
|
|
20 |
136 |
|
2002 |
|
|
27 |
208 |
|
2003 |
63 |
114 |
32 |
209 |
|
2004 |
83 |
81 |
28 |
192 |
|
2005 |
82 |
101 |
39 |
222 |
4 |
2006 |
92 |
104 |
61 |
257 |
20 |
2007 |
68 |
104 |
50 |
222 |
22 |
2008 |
72 |
102 |
42 |
216 |
12 |
2009 |
68 |
82 |
40 |
190 |
8 |
2010 |
64 |
88 |
33 |
185 |
8 |
3. De cochleair implantaten worden enkel vergoed indien ze zijn opgenomen op een limitatieve lijst. Zoals alle actieve implantaten worden deze volledig terugbetaald aan de prijs zoals vermeld op deze limitatieve lijst. Voor een eerste cochleair implantaat bedraagt de tussenkomst 20 392,71 euro en voor een tweede cochleair implantaat is dit 15 294,53 euro. De prijzen zijn ongewijzigd sinds 2000 maar zijn desalniettemin marktconform.