Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-426

van Bart Laeremans (Vlaams Belang) d.d. 26 november 2010

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen

Lagelonenland - Muntmanipulatie - Ondersteuning van de uitvoer - Maatregelen

laag loon
China
deviezenbeleid
ontwikkelingsland

Chronologie

26/11/2010Verzending vraag
28/3/2011Antwoord

Vraag nr. 5-426 d.d. 26 november 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De westerse economie kan moeilijk concurreren met de landen in ontwikkeling wegens hun lage, vaak te lage, lonen. Bovendien manipuleren nogal wat van die landen hun munt om hun uitvoer te ondersteunen. De Volksrepubliek China is daar het meest extreme voorbeeld van.

In de Verenigde Staten gaan er in het Parlement meer en meer stemmen op om daartegen retorsiemaatregelen te nemen. De regering van de Verenigde Staten heeft dit probleem bovendien herhaaldelijk aangekaart bij China en bij de andere landen. De Belgische regering lijkt dit probleem niet te willen zien. Nochtans staan niet weinig arbeidsplaatsen op de tocht ten gevolge van de muntmanipulatie en de extreme export die daarvan het gevolg is.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Onderkent de regering dit probleem?

2) Welke houding neemt ze ter zake aan tegenover onder meer China? Heeft ze bij de betrokken landen reeds geprotesteerd?

3) Op welke wijze werd dit probleem aangekaart bij de Europese Unie? Tot welk resultaat heeft dat geleid?

Antwoord ontvangen op 28 maart 2011 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vragen :

1. Voor een open economie als de onze, die voor een belangrijk deel van de export leeft, is de permanente zorg voor de concurrentiepositie van cruciaal belang.

Het is een feit dat onze concurrentiepositie de afgelopen jaren onder druk is komen te staan. België verloor marktaandeel ten opzichte van de Europese concurrenten. Verschillende factoren droegen hiertoe bij, zoals blijkt uit onafhankelijk analyses, onder andere van de Europese Commissie. De arbeidskosten per eenheid stegen bij ons sneller dan bij onze buurlanden, hoofdzakelijk wegens een vertraging van de groei van de productiviteit en door een snellere stijging van de lonen dan in onze buurlanden.

De samenstelling van onze export en de bestemming ervan dragen ook niet bij tot een dynamische groei van onze export : de technologische component is te laag en wij voeren vooral uit naar de ons omringende landen, minder naar de dynamischere groeilanden in de rest van de wereld.

De druk op onze concurrentiepositie louter en alleen wijten aan de concurrentie van lage loonlanden is dan ook niet correct. Andere Europese landen, bvb Duitsland, doen het zeer goed op de exportmarkten, ondanks hun loonhandicap ten opzichte van lage loonlanden.

In de internationale handel is de dreiging van protectionisme nooit helemaal weg, zeker niet in tijden van economische onzekerheid. Protectionisme moet krachtdadig bestreden worden omdat het globaal gezien een welvaartsvernietigend effect heeft. Internationale samenwerking biedt de beste garantie tegen protectionisme.

Muntmanipulatie is een van de vormen die protectionisme kan aannemen. China is er de voorbije maanden herhaaldelijk van beschuldigd dat het zijn munt manipuleert met als doel een competitief voordeel te behalen.

2 en 3. De Belgische houding ten opzichte van China sluit nauw aan bij de Europese. Het is duidelijk dat de Chinese munt ondergewaardeerd is. Deze onderwaardering is één van de elementen, maar zeker niet het enige, dat China toegelaten heeft een bloeiende exportsector uit te bouwen, waarop de explosieve groei van de Chinese economie is gebaseerd.

Op termijn is die onderwaardering van de Chinese munt nadelig voor alle partijen. Ze draagt bij tot de grote onevenwichten die we de laatste jaren hebben gekend in de wereldeconomie en die hebben bijgedragen tot de financiële en economische crisis. De onderwaardering zorgt ook in toenemende mate voor spanningen in de Chinese economie, zoals een stijgende inflatoire druk.

De EU heeft bij elke gelegenheid die zich voordeed, met name tijdens de G20-vergaderingen, waaraan België als Europese Unie (EU)-voorzitter deelnam op het niveau van de ministers van Financiën, ervoor gepleit dat China meer flexibiliteit zou aanvaarden voor haar munt. Een geleidelijke opwaardering van de Chinese munt zou voor een meer uitgebalanceerde groei in de wereldeconomie kunnen zorgen en zou ook voor de Chinese economie voordelen bieden, doordat die zich meer zou gaan richten op de binnenlandse vraag in plaats van volledig afhankelijk te zijn van de export voor haar groei.

Al deze pleidooien hebben vooralsnog weinig resultaat opgeleverd. Het is al langer duidelijk dat de Chinese regering zich niet onder druk laat zetten en zijn eigen inzichten volgt, die resoluut op de belangen van China zijn gericht. Elke aanpassing die China zal doorvoeren in zijn muntbeleid zal geleidelijk zijn. Er zijn tekenen dat de Chinese autoriteiten langzamerhand meer flexibiliteit in hun muntbeleid willen inbouwen, bjvoorbeeld door het toestaan van een uitgebreider gebruik van de Chinese munt voor internationale transacties. Deze toegenomen flexibiliteit vertaalde zich echter nog niet in een noemenswaardige opwaardering van de munt. De EU en België zullen het pleidooi blijven herhalen dat die opwaardering in ieders belang is en dat China, als opkomende wereldmacht, ook zijn deel van de verantwoordelijkheid voor het goed functioneren van de wereldeconomie op zich moet nemen.