Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4196

van Louis Ide (N-VA) d.d. 23 december 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering - Permanente audit - Kinderneurologen - Neurologen - Herwaardering - Impact - Consumptie - Cijfers

neurologie
pediatrie
kosten voor gezondheidszorg
geografische spreiding
financiële audit
gezondheidsstatistiek

Chronologie

23/12/2011Verzending vraag
21/3/2012Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-3301

Vraag nr. 5-4196 d.d. 23 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De permanente audit uitgevoerd door het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV) verschenen mei 2011 stelt dat er een herwaardering plaatsvond van de kinderneurologen op 01/11/2008 gevolgd door een herwaardering van de neurologen op 01/10/2010. Deze herwaardering werd begroot op 929 000 euro. De uitgaven blijken echter sinds 2008 met 3 700 000 euro gestegen te zijn.

De verklaring die in de audit gegeven wordt is een stijging van de consumptie ten opzichte van 2008 met maar liefst 30 %. Vooral in 2009 stijgt de consumptie aanzienlijk met 22 % in 2010 bedraagt de stijging 6 %. De meerkost van de maatregel zou volgens de audit voornamelijk in de groei van de consumptie liggen.

Mijn vragen aan u mevrouw de minister zijn de volgende:

1) Graag had ik de brute cijfers gekregen van het aantal raadplegingen bij neurologen in de jaren 2006, 2007, 2008, 2009, 2010 en het eerste semester 2011? Deze cijfers graag uitgesplitst over de drie gewesten.

2) Graag had ik de brute cijfers gekregen van het aantal raadplegingen bij kinderneurologen in de jaren 2006, 2007, 2008, 2009, 2010 en het eerste semester 2011? Deze cijfers graag uitgesplitst over de drie gewesten.

3) Heeft u een verklaring voor de plotse explosie aan consumptie sinds de herwaarderingsmaatregelen voor neurologie?

4) Naast de stijgende consumptie zijn er nog andere factoren die volgens u een rol spelen in de stijgende meerkost van de uitgaven aangaande neurologen en kinderneurologen?

5) Betreft dit nu ene herwaardering van de neurologie of is dit eerder een accident de parcours?

Antwoord ontvangen op 21 maart 2012 :

In antwoord op uw vraag vindt u in tabel 1 in bijlage het aantal verstrekkingen van neurologen onderverdeeld per gewest voor de jaren 2006 tot en met 2010 en het eerste semester 2011. In tabel 2 in bijlage wordt de uitsplitsing gemaakt per kwalificatie van de verstrekker.

Vanaf 1 november 2008 werden de verstrekkingen raadplegingen van de geneesheer-specialist voor neurologie (102174 en 102675) uitgebreid voor de geneesheer-specialist voor pediatrie, houder van de bijzondere beroepstitel in de kinderneurologie.

Hierdoor werd een ongelijkheid weggewerkt in de nomenclatuur. De neuro-pediaters kunnen hun professionele titel langs twee wegen verkrijgen:

- vanuit de kindergeneeskunde met aanvullende opleiding in de neurologie;

- vanuit de neurologie met aanvullende opleiding in kindergeneeskunde.

De neuro-pediaters van neurologisch oorsprong, hadden toegang tot de verstrekkingen raadplegingen neurologie, terwijl de neuro-pediaters van pediatrische oorsprong hiertoe geen toegang hadden.

Zoals blijkt uit tabel 2, verklaart dit in belangrijke mate de toename van het aantal verstrekkingen raadplegingen neurologie. Voorheen werden deze verstrekkingen aangerekend als raadplegingen pediater, deze stijging in aantal raadplegingen moet daarom genuanceerd worden.

Daarnaast werden op 1 oktober 2010 de verstrekkingen raadplegingen neurologie (102174 of 102675) geherwaardeerd met 4%. Dit heeft in principe geen impact op het aantal verstrekkingen.

De stijging van het aantal raadplegingen kan niet in zijn totaliteit verklaard worden door de verschuiving sinds 1 november 2008 van raadplegingen bij pediaters naar raadplegingen bij neurologen, gespecialiseerd in pediatrie (houder van de bijzondere beroepstitel in de kinderneurologie). Algemeen wordt wel gesteld dat de vergrijzing van de bevolking de vraag naar specifieke kennis en kunde op neurologisch gebied doet toenemen.

In bijlage 2 wordt een algemene opmerking opgenomen betreffende de betekenis en de draagwijdte van de hier meegedeelde regionale gegevens.

Bijlage 1

Tabel 1: Neurologen – aantal verstrekkingen 2006-2010 en eerste semester 2010 en 2011 per gewest – Regionale verdeling op basis van de woonplaats van de patiënt

Région/ Gewest

2006

2007

2008

2009

2010

 

1S 2010

1S 2011

Flandre/Vlaanderen

157.695

175.548

195.825

239.830

256.385

 

129.308

140.996

Wallonie/Wallonië

92.497

105.050

110.023

133.163

140.436

 

70.389

83.569

Région

Bruxelles-Capitale/

Brussels Hoofdstedelijk Gewest

30.090

33.660

37.678

46.606

48.819

 

24.483

27.799

Non-réparti/Onverdeeld

260

449

505

599

704

 

322

437

Total/Totaal

280.542

314.707

344.031

420.198

446.344

 

224.502

252.801

Tabel 2: Neurologen - Aantal verstrekkingen per kwalificatie verstrekker

Qualification/Kwalificatie

2006

2007

2008

2009

2010

10077

8

221

3

 

28

10770

246.288

279.184

306.685

343.037

364.983

10774

34.115

35.263

34.582

36.604

35.842

S/Total – S/Totaal

280.411

314.668

341.270

379.641

400.853

10691

 

 

995

16.855

19.377

10696

 

 

1.680

23.618

26.051

S/Total – S/Totaal

0

0

2.675

40.473

45.428

Non-réparti/Onverdeeld

131

39

86

84

63

Total/Totaal

280.542

314.707

344.031

420.198

446.344

Bijlage 2

Regionale uitgaven, gevallen en kostprijzen per rechthebbende

De regionale uitgaven, de rechthebbenden en de kostprijzen per rechthebbende die hier meegedeeld worden zijn niet-gestandaardiseerde gegevens. Deze worden bekomen door de eenvoudige deling van de uitgaven voor een bepaalde regio door het aantal rechthebbenden van een bepaalde regio.

Deze niet gestandaardiseerde regionale uitgaven, rechthebbenden en kostprijzen houden geen rekening met de mogelijke specifieke kenmerken van een bepaalde regio met betrekking tot:

-       de leeftijdstructuur en het geslacht;

-       de aanwezigheid van verzekerden met de voorkeurregeling;

-       de aanwezigheid van actieven, invaliden, weduwen en wezen, … (de zogenaamde sociale stand).

Deze specifieke kenmerken voor een bepaalde regio zullen een bron vormen van verschillen met de uitgaven, gevallen en kostprijzen van andere regio’s, maar deze verschillen zijn te objectiveren door die specifieke kenmerken van die bepaalde regio.

Het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV) heeft een rapport gepubliceerd met een standaardisering van de uitgavengegevens voor het jaar 2006 op basis van leeftijd, geslacht en sociaal statuut (inclusief voorkeurregeling). Dit rapport is beschikbaar op de website van het RIZIV.