Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-3545

van Fabienne Winckel (PS) d.d. 20 oktober 2011

aan de minister van Justitie

Sperperiode - Praktijken van de ZEB-winkels - Klacht van het Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen (NSZ) bij de FOD Economie - Argumentatie van de ZEB-winkels - Gunstige rechtspraak - Niet-erkenning van de inbreuken

verkoop met prijsreductie
handelsregelingen

Chronologie

20/10/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten

Vraag nr. 5-3545 d.d. 20 oktober 2011 : (Vraag gesteld in het Frans)

Binnen de Europese Unie (EU) wordt momenteel gedebatteerd over de sperperiode omdat ze van oordeel is dat dit een slechte zaak is voor de consumenten. Het Europees Hof van Justitie zou deze zaak eveneens bestuderen.

Ook bij ons wordt hierover gedebatteerd, vooral omdat de kledingketen ZEB - die gerechtelijk al eens vervolgd werd omdat hij het verbod op het aankondigen van kortingen in de sperperiode met voeten had getreden - opnieuw een loopje schijnt te nemen met de wettelijke voorschriften ter zake.

De ZEB-winkels hebben hun trouwe klanten immers kortingen tot 70% aangeboden in de sperperiode en die zouden ook gelden voor alle koopjesjagers.

Het Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen (NSZ) heeft aangekondigd dat het tegen de praktijken van ZEB opnieuw een klacht zal indienen bij de Federale Overheidsdienst (FOD) Economie. Het NSZ baseert zich op het principe dat iedereen de wet moet naleven.

De winkelketen ZEB lijkt er gerust in te zijn en baseert zich op het feit dat hij door Justitie t bij vorige klachten altijd in het gelijk werd gesteld.

Welke motivering ligt ten grondslag aan de niet-erkenning door de rechters van de inbreuken die deze keten worden verweten? Is er hier sprake van een rechtsvacuüm? Zo ja, waaruit bestaat het?