Vredegerechten - Brussel - Onveiligheidsgevoel - Extra beveiliging
burgerlijke rechtspraak
openbare veiligheid
20/10/2011 | Verzending vraag |
7/12/2011 | Dossier gesloten |
Heringediend als : schriftelijke vraag 5-4701
De moord op een Brussels rechter en haar griffier in 2010 veroorzaakte een schokgolf en leidde tot beloftes voor een meer systematische beveiliging van vrede- en politierechters. Uiteindelijk werd toegezegd om in de als meest risicovol ingeschatte rechtbanken, zo'n twintigtal, extra beveiliging, via camera's en alarmen, te installeren.
Na een recent voorval met een drieste aanvaller in het vredegerecht van Schaarbeek, stelde de belaagde vrederechter het uitblijven van de realisatie van deze beloften aan de kaak. De geachte minister antwoordde dat een weigering van de Inspectie van de Federale Overheidsdienst (FOD) Financiën deze vertraging veroorzaakt.
Hierover de volgende vragen:
1) Beaamt de geachte minister dat hij zich engageerde om in een twintigtal als risicovol ingeschatte vredegerechten een extra beveiliging te voorzien?
2) Geeft hij toe dat ruim een jaar na deze beloften, er nog geen enkele concrete maatregel omtrent deze extra beveiliging is uitgevoerd?
3) Hoe evalueert hij zijn eigen verklaring voor dit uitblijven, namelijk een verwijzing naar een negatief advies van de Inspectie van de FOD Financiën? Mag dit argument niet als uiterst zwak worden bevonden na verloop van een jaar, normaliter toch voldoende tijd om via onder andere begrotingscontroles enz. de nodige middelen op een juiste allocatie te voorzien?