Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-3131

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 23 september 2011

aan de minister van Justitie

Hof van assisen - Jury - Leden - Leeftijdsgrenzen - Wijziging

strafrechtspraak
niet-beroepsmagistraat

Chronologie

23/9/2011Verzending vraag
2/12/2011Antwoord

Vraag nr. 5-3131 d.d. 23 september 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Om als gezworene te mogen zetelen stelt de wet leeftijdsgrenzen. Deze liggen op minimum achtentwintig jaar en maximum vijfenzestig jaar. Uiteraard zijn leeftijdsgrenzen altijd deels arbitrair, maar toch ontwikkelden zich, vooral binnen het recht, leeftijdsgrenzen die onder andere voor een handelingsbekwaamheid en burgerlijke of strafrechtelijke meerderjarigheid gelden.

De minimumleeftijd van achtentwintig jaar lijkt op geen enkele wijze te refereren naar een juridisch, een pedagogisch of psychologisch of een maatschappelijke referentie. Sinds vele jaren stelt het recht de leeftijd van achttien jaar als een absolute meerderjarigheid in alle betekenissen van het woord.

De maximumleeftijd van vijfenzestig jaar refereert wellicht aan de (voorlopig nog) officiële pensioenleeftijd. Maar ook hier vindt men verder geen referentie. De maatschappelijke evoluties wijken ook sterk af van dit eikpunt. Niet alleen vangt het pensioen van de meeste werknemers (veel) eerder aan, maar tegelijkertijd steeg de gemiddelde levensduur tot ruim tachtig jaar … en evolueert met de snelheid van één seizoen per jaar. De status van mensen ouder dan vijfenzestig jaar kan moeilijk automatisch als hulpbehoevend of minder levenskrachtig, enz., worden gegeneraliseerd. Wel in tegendeel. Ook ziet men in vele, vooral hoog opgeleide functies, dat mensen langer, soms tot voorbij de zeventig jaar erg actief blijven en fysiek en intellectueel op een bewonderenswaardig niveau blijven presteren.

Kortom, de leeftijdsgrenzen voor assisenjury's, zowel de benedengrens van achtentwintig jaar als de bovengrens van vijfenzestig jaar lijken ontdaan van elke zinvolle referentie en legitimeren. Verandering dringt zich op.

Hierover de volgende vragen:

1) Beaamt de geachte minister dat de beneden- en bovenleeftijdsgrenzen voor gezworenen in een assisenjury, momenteel respectievelijk achtentwintig en vijfenzestig jaar, geen wetenschappelijke of maatschappelijke basis hebben en behoren tot een ondertussen archaïsche en maatschappelijk irrelevante juridische regeling?

2) Is hij bereid om deze leeftijdsgrenzen te wijzigen en wil hij wetgevende initiatieven hieromtrent ondersteunen of zelf ter zake initiatieven nemen?

3) Kan hij akkoord gaan met een voorstel dat de leeftijdsgrenzen voor assisenjuryleden zou bepalen op minimum achttien jaar en zonder een maximumleeftijd?

Antwoord ontvangen op 2 december 2011 :

Bij de recente hervorming van het hof van assisen door de wet van 21 december 2009 heeft de wetgever ervoor geopteerd om de leeftijdsvoorwaarden om als jurylid te worden aangewezen, aan te passen. Artikel 217 van het Gerechtelijk Wetboek schrijft voor dat een jurylid ten volle achtentwintig jaar en minder dan vijfenzestig jaar moet zijn.

Voorafgaand aan de wetswijziging is een grondig debat gevoerd, ook met betrekking tot de leeftijdsgrenzen van een jurylid. Hierbij is voor ogen gehouden dat de jury een goede afspiegeling moet zijn van de maatschappij. Zo is er o.m. tijdens hoorzittingen met de magistratuur en advocatuur in de Kamercommissie Justitie voor gepleit om de minimumleeftijd voor de juryleden niet te laag te leggen. Een zekere leeftijd en dus een zekere levenservaring werd noodzakelijk geacht om met kennis van zaken te kunnen zetelen in een assisenjury. De minimumleeftijd voor de leden van de jury, die na besprekingen in de Senaat was bepaald op eenentwintig jaar, werd te laag geacht. Er werd onderlijnd dat een éénentwintigjarige nog niet voldoende maturiteit heeft om dergelijke zware beslissingen te kunnen nemen. Ter vergelijking werd aangestipt dat, om tot vrederechter te kunnen worden benoemd, men minimum vijfendertig jaar oud moet zijn. Het zakken van de leeftijdsvereiste voor een jurylid tot eenentwintig jaar werd strijdig geacht met de leeftijdsvereiste voor beroepsmagistraten. Wat betreft de minimumleeftijdsvereiste voor de juryleden is er uiteindelijk een consensus gegroeid om dezelfde leeftijdsvereiste te hanteren die geldt voor de magistraten.

De maximumgrens werd vastgelegd op vijfenzestig jaar. Rekening houdend met de geldigheidsduur van de lijsten van potentiële juryleden, zijnde vier jaar, zal een jurylid in de praktijk ouder dan vijfenzestig jaar kunnen zijn, met name tot negenenzestig jaar.

2. Een aanpassing van de leeftijdsgrenzen van de juryleden lijkt ook in de huidige stand van zaken niet opportuun.

3. Ik verwijs naar het parlementaire debat dat met betrekking tot de leeftijdsgrenzen voor de jury is gevoerd. Ik kan mij aansluiten bij de optie die door de wet van 21 december 2009 is genomen.