Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-3016

van Bart Tommelein (Open Vld) d.d. 26 augustus 2011

aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid

Leidraad voor het afstoten van museale objecten - Cijfers eventuele verkoop van collectiestukken - Controle

museum
kunstvoorwerp
verkoop
publiek eigendom
zaakregister

Chronologie

26/8/2011Verzending vraag
5/10/2011Antwoord

Vraag nr. 5-3016 d.d. 26 augustus 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De Nederlandse musea werken bij het eventueel afstoten van een collectiestuk met een uniforme leidraad : de "Leidraad voor het afstoten van museale objecten" (LAMO) is op 30 november 2006 gepresenteerd door het Instituut Collectie Nederland (ICN)/de Rijksdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW).

De LAMO omvat de elementen voorbereiding, selectie, herplaatsen en afronding. Bij herplaatsen dient volgens de LAMO allereerst aan een ander Nederlands museum gedacht te worden, bij voorkeur om niet of tegen betaling van een handling fee. Dit is een vergoeding voor de kosten van de afstoting. Pas daarna kan er sprake zijn van vervreemding (de overdracht van bezit in eigendom naar een ander) buiten de museumsector via schenking, ruil of verkoop bijvoorbeeld via een veiling. De afronding betreft onder andere de besteding van de opbrengsten

Wat de federale musea betreft is het mij niet bekend dat er richtlijnen zouden zijn.

Graag had ik hieromtrent dan ook volgende vragen voorgelegd:

1) Hebben de federale musea en dit respectievelijk per musea wat betreft de laatste vijf jaar objecten verkocht, geherplaatst in een ander musea of laten veilen? Zo ja, kan de geachte minister een gedetailleerde lijst geven van de objecten, wat er mee geschiedde en wat er gebeurlijk met de opbrengst gebeurde?

2) Bestaat er één unieke richtlijn wat betreft de federale musea die eventueel een object zouden willen ruilen, herplaatsen of verkopen? Zo neen waarom niet en vindt zij dit geen gebrek?

3) Geschiedt er een externe controle op het herplaatsen, ruilen, verkopen van objecten die deel uitmaken van publieke collecties? Zo neen, waarom niet en vindt zij dit niet opportuun? Kan zij uitvoerig toelichten?

4) Hoe reageert zij op het initiatief in Nederland om een uniforme leidraad voor het afstoten van museale objecten op te stellen? Kan zij de voor- en nadelen oplijsten? Is zij dit genegen?

Antwoord ontvangen op 5 oktober 2011 :

Op de specifieke vragen van het geachte lid kan het volgende algemene antwoord worden gegeven.

De stukken die in de inventaris zijn opgenomen van de publieke collecties van de federale wetenschappelijke instellingen met een museale opdracht maken deel uit van het publiek domein en zijn dienovereenkomstig niet voor beslag vatbaar, onaantastbaar en onvervreemdbaar. In de huidige stand van de wetgeving kan een museum onmogelijk een stuk uit zijn collecties verkopen, uitwisselen of herbestemmen.

Collectiestukken kunnen op grond van een overeenkomst wel op min of meer lange termijn aan overheidsinstellingen - ministeriële kabinetten, ambassades, gemeentelijke administraties, ... - worden geleend.

Collectiestukken kunnen ook worden herplaatst als tentoonstellingszalen wegens werkzaamheden onbeschikbaar zijn. Zo worden sommige stukken van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika binnenkort gehuisvest in het Jubelparkmuseum gedurende de verbouwingswerken in het museum van Tervuren.

Elke federale wetenschappelijke instelling is verantwoordelijk voor het beheer van haar collecties, met name via geregelde inventarisaties.

Zo collectiestukken op geen enkele wijze verkocht, uitgewisseld of afgestoten kunnen worden (voorafgaandelijk aan de vernietiging ervan bijvoorbeeld), rijzen er specifieke problemen in de publieke collecties waar geen oplossing voor te vinden is. Dat geldt voor stukken waarvan er verscheidene exemplaren voorhanden zijn, beschadigde voorwerpen waarvan de restauratiewaarde hoger ligt dan de restwaarde (uitgezonderd voor zeldzame stukken), stukken die onherroepelijk beschadigd zijn na een ongeluk (brand, waterschade,...), voorwerpen zonder museale waarde die deel uitmaakten van legaten, vervalsingen enz. In al deze gevallen zijn de conservatoren er in principe toe gehouden die voorwerpen in hun inventaris te behouden, terwijl die wetenschappelijk of museaal van zeer beperkt, ja zelfs van geen belang meer zijn.

Sinds verscheidene jaren wordt nagedacht hoe de wetgeving kan worden gewijzigd zodat die specifieke gevallen kunnen worden geregeld. Tot op heden hebben de verantwoordelijke personen van de betrokken instellingen geen overeenstemming bereikt. De opgedane ervaring in Nederland kan voedsel geven aan die reflectie met het oog op een dynamisch beheer van de publieke collecties.