Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-2865

van Anke Van dermeersch (Vlaams Belang) d.d. 27 juli 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen

Strafrechtelijke boetes - Invordering

strafsanctie
geldboete
database management system
regionale verschillen

Chronologie

27/7/2011Verzending vraag
9/9/2011Antwoord

Vraag nr. 5-2865 d.d. 27 juli 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het antwoord van de geachte minister op mijn schriftelijke vraag nr. 5-2469 blijft onvolledig, zodat ik zo vrij ben een aantal vragen opnieuw en aan aantal andere vragen bijkomend te stellen:

1) Wanneer is het STIMER-programma (het geïntegreerd verwerkingssysteem invordering ten behoeve van meerdere entiteiten) operationeel?

2) Voor wat de tabel inzake 2010 betreft:

- Hoeveel oninvorderbare dossiers waren er respectievelijk in Hoei, Bergen en Namen?

- Wat was het te innen bedrag voor de kantoren in respectievelijk Gent, Hasselt, Brussel I, Brussel II, Bergen en Doornik?

- Wat zijn de definitieve gegevens voor het kantoor Leuven?

- Wat zijn de definitieve gegevens voor het kantoor van Namen?

3) Voor wat het jaar 2009 betreft verwijst hij naar schriftelijke vraag nummer 491 van 12 maart 2010. Deze gegevens zijn evenwel heel onvolledig. Kan hij mij een volledige tabel bezorgen?

4) Op de vaststelling dat in sommige gerechtelijke arrondissementen akkoorden werden gesloten tussen de ontvangers van de penale boeten en de parketten om geen uitvoering te geven van een vervangende gevangenisstraf, antwoordt hij op mijn vraag of er al instructies werden gegeven om op dat vlak tot een eenvormig beleid te komen, kortweg dat die werden gegeven:

- Wanneer werden die gegeven en door wie?

- Wat behelzen deze instructies?

- Worden die overal correct nageleefd en hoe wordt dat gecontroleerd?

5) Er wordt geen verklaring gegeven omtrent de vaststelling dat in Vlaanderen 57,5 % van de te innen bedragen werd geïnd en in Wallonië slechts 47,4 %:

- Waarom wordt in Vlaanderen meer geïnd dan in Wallonië?

- Waarom wordt de rest van de opgelegde boetes niet geïnd? Wat gebeurt daar verder mee?

Antwoord ontvangen op 9 september 2011 :

1) Het STIMER-project is een heel belangrijk maar ook heel complex project in de modernisering van de Federale Overheidsdienst (FOD) Financiën. Daarom is het onderverdeeld in verschillende modules waaronder de module “Penale boeten” een prioritaire module is

Sedert begin juli is er een test in productieomgeving bezig in de ontvangkantoren der penale boeten van Gent en Luik. Tijdens deze test wordt het volledige proces van het begin tot het einde doorlopen. In de loop van de maand september is er een evaluatievergadering voorzien met betrekking tot de pilootkantoren. Indien deze test voldoening geeft, zal een aanvang genomen worden met de (gefaseerde) roll-out van de STIMER-module “Penale boeten” in alle kantoren bevoegd voor de inning en de invordering der penale boeten.

2) a) Met betrekking tot de oninvorderbare dossiers in Hoei, Bergen en Namen

Zoals vermeld in het antwoord op uw vraag nummer 5-2469, onder punt 2a, worden er in het kantoor Namen geen voorstellen tot uitvoering van de vervangende gevangenisstraf opgemaakt. Het aantal oninvorderbare dossiers kan er dan ook niet worden vastgesteld. In het ontvangkantoor der domeinen en penale boeten van Hoei werden in 2010, 782 dossiers voorgesteld voor de uitvoering van de vervangende gevangenisstraf. In het ontvangkantoor der domeinen en penale boeten van Bergen werd er geen enkel voorstel tot uitvoering van de vervangende gevangenisstraf uitgebracht.

b) en c) Met betrekking tot het te innen bedrag in respectievelijk Gent, Hasselt, Brussel I, Brussel II, Bergen, Doornik en tot de definitieve gegevens van Leuven

Deze gegevens moeten manueel verzameld worden. Binnen de aangegeven tijdspanne was het voor deze kantoren onmogelijk de gevraagde gegevens te verstrekken.

d) Met betrekking tot de definitieve gegevens van Namen.

De definitieve gegevens voor het ontvangkantoor der domeinen en penale boeten te Namen zijn: 7 645 ingeschreven dossiers voor een totaal in te vorderen bedrag van 1 905 113,55 euro.

3) De gegevens voor het jaar 2009 moeten manueel verzameld en opgeteld worden en sommige lokale kantoren konden de gevraagde informatie nog niet leveren. Daarenboven bestaan de kantoren der domeinen en penale boeten te Ieper en Veurne niet meer. Zij werden samengevoegd met respectievelijk de ontvangkantoren der domeinen en penale boeten te Kortrijk en te Brugge.

4) Op 16 maart 2000 werd er door de Centrale administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen aan de gewestelijke directies van de registratie en de domeinen een dienstbrief gericht, met de vraag deze ter kennis te brengen van de betrokken kantoren, waarin werd medegedeeld dat niettegenstaande de vervangende gevangenisstraf niet meer werd uitgevoerd door Justitie (omzendbrief van de minister van Justitie van 22 december 1999) de staten met de voorstellen tot het uitvoeren van de vervangende gevangenisstraf verder moesten opgemaakt worden. Naderhand werd er door sommige parketten gevraagd deze staten, die samen met de betreffende uittreksels worden verzonden, niet langer meer op te sturen daar de vervangende gevangenisstraf toch niet werd uitgevoerd.

De controle op de naleving van de instructies behoort tot het takenpakket van de eerstaanwezend inspecteurs diensthoofden. In de STIMER-toepassing is er trouwens voorzien dat de voorstellen tot uitvoering van de vervangende gevangenisstraf automatisch zullen opgemaakt worden.

5) De reden of redenen waarom er in Vlaanderen een hoger percentage van de te innen bedragen wordt geïnd dan in Wallonië zijn mij onbekend. Wellicht bestaat er geen eenduidige reden waarom er een verschil zou bestaan.

Dat een gedeelte van de boeten niet kan geïnd worden hangt in belangrijke mate af van de solvabiliteit van de veroordeelden (zie ook mijn antwoord, punt 5b, en 6a, op uw vraag nr. 5-2469 d.d. 7 juni 2011) en ook de invordering lastens de in het buitenland wonende veroordeelden is problematisch.

Wanneer een boete door de ontvanger der penale boeten niet kan worden geïnd dan moet hij dat melden aan zijn opdrachtgever, namelijk de procureur des Konings (in wiens naam hij optreedt) zodat die, abstractie makend van de omzendbrief van de minister van Justitie van 22 december 1999, kan teruggrijpen naar penale middelen om de strafrechterlijke uitspraak ten uitvoer te leggen. Die melding, dus dat de invordering langs burgerlijke weg vruchteloos was, gebeurt via een Staat 204 (ook genoemd: “het voorstel om de vervangende straf uit te voeren”). De ontvanger moet deze staat opsturen zoniet zou hij aansprakelijk kunnen gesteld worden voor de niet-uitvoering van de strafrechterlijke uitspraak.