Billijke Vergoeding - Inning door niet-erkende controleurs - Controle
auteursrecht
volgrecht
9/5/2011 | Verzending vraag |
5/7/2011 | Antwoord |
In een antwoord op een eerdere schriftelijke vraag nr. 5-1067 over de billijke vergoeding, verstrekte de geachte minister mij informatie die meer toelichting vraagt, onder andere over de wijze van inning en de controles. Graag kreeg ik dan ook een antwoord op de volgende vragen:
1) Hoeveel niet-erkende controleurs waren er jaarlijks actief in de periode van 2001 tot 2010? Op welke wijze werden deze controleurs gerekruteerd en geselecteerd? Aan welke opschortende criteria moeten deze agenten voldoen en op welke deliberatieve criteria worden ze gescreend alvorens erkend te worden? Hoe zijn deze agenten verdeeld over de gewesten?
2) Welke aanvullende bewijselementen moet de niet-erkende controleur leveren bij zijn vaststellingen?
3) Wat is het concrete verschil tussen een controle of vaststelling door een erkend agent en een niet-erkend controleur?
4) In welke arbeidsovereenkomst werken deze controleurs, onder welk collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) en met welke barema's?
5) Hoeveel controles en inningen voerden deze controleurs uit, dit jaarlijks in de periode van 2001 tot 2010?
1. SIMIM en URADEX werden verzocht om deze gegevens mee te delen. Gelet op de korte termijn van antwoord welke SIMIM en URADEX kregen, beschik ik momenteel nog niet over deze gegevens. Van zodra ik over deze gegevens beschik, zal ik deze aan het geachte lid meedelen.
De controleurs van de billijke vergoeding (zowel de erkend als de niet-erkende agenten) krijgen een opleiding binnen de beheersvennootschap om hun de nodige expertise te verlenen voor het voeren van de controles. Eveneens wordt er specifiek aandacht besteed aan het onderrichten van de regels van de billijke vergoeding. Daarnaast is er ook een interne deontologische code opgesteld door SIMIM en URADEX waaraan de controleurs zich dienen te houden bij het voeren van hun controles.
2. en 3. Ik verwijs hiervoor naar de schriftelijke vraag nr. 5-1067 waarin ik reeds uitvoerig het verschil tussen een erkend agent en een niet-erkend agent aangaf.
De vaststellingen die een erkend agent doet, gelden tot het bewijs van tegendeel. De gebruiker is dan tot het bewijs gehouden om de vaststellingen van de erkend agent te weerleggen. Dit bewijs kan hij met alle middelen leveren.
In het geval de vaststellingen door een niet-erkend agent gebeuren, zullen zijn vaststellingen strikt genomen niet volstaan bij betwisting van de gebruiker. Zodoende dienen er bijkomende bewijzen door de beheersvennootschap te worden aangereikt waarbij wordt aangetoond dat de gebruiker daadwerkelijk een billijke vergoeding verschuldigd is.
De aanvullende bewijselementen die door SIMIM/URADEX dienen te worden aangevoerd, zullen aan de appreciatiebevoegdheid van de rechter worden voorgelegd. De rechter zal hierbij in concreto dienen te oordelen of een betalingsverzoek voor de billijke vergoeding gegrond is. Deze bijkomende bewijselementen kunnen geleverd worden door alle middelen van gemeen recht.
4. en 5. SIMIM en URADEX werden verzocht om deze gegevens mee te delen. Gelet op de korte termijn van antwoord welke SIMIM en URADEX kregen, beschik ik momenteel nog niet over deze gegevens. Van zodra ik over deze gegevens beschik, zal ik deze meedelen.