Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-2258

van Fabienne Winckel (PS) d.d. 6 mei 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen

Onroerende voorheffing - Invordering - Verandering van eigenaar van het onroerend goed - Laattijdige inschrijving van de overdracht - Toepassing van de artikelen 395 en 396 van het Wetboek Inkomstenbelastingen 1992

grondbelasting
belastingadministratie
onroerend eigendom
inning der belastingen

Chronologie

6/5/2011Verzending vraag
17/6/2011Antwoord

Vraag nr. 5-2258 d.d. 6 mei 2011 : (Vraag gesteld in het Frans)

De onroerende voorheffing is verschuldigd door de persoon die op 1 januari van het aanslagjaar eigenaar is van het goed. Het is ingeschreven in het register van de diensten van het Kadaster van de algemene administratie van de Patrimoniumdocumentatie van de Federale Overheidsdienst Financiën.

Wanneer een onroerend goed op het einde van het jaar een andere eigenaar krijgt en die wijziging op 1 januari van het volgende jaar nog niet geregistreerd is door de diensten van het Kadaster, wordt het aanslagbiljet van de onroerende voorheffing voor het jaar dat volgt op de verkoop nog opgemaakt op naam van de vorige eigenaar en moet die laatste de belasting nog betalen.

Volgens artikel 395 van het Wetboek Inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) kan de vroegere eigenaar van die betaling worden ontheven op voorwaarde dat hij de fiscale administratie het bewijs van wijziging van eigenaar van het goed voorlegt en dat hij haar de identiteit en het volledige adres van de nieuwe eigenaar meedeelt. Als die twee voorwaarden vervuld zijn, biedt artikel 396 WIB 92 de Algemene Administratie van de inning en de invordering de mogelijkheid om de onroerende voorheffing in te vorderen van de nieuwe eigenaar.

Artikel 396 WIB 92 kan echter niet worden gebruikt om een nalatigheid van de administratie recht te zetten en als gevolg daarvan de onbetaalde onroerende voorheffing alsnog in te vorderen. Als de administratie op basis van artikel 396 een onroerende voorheffing van een aanslagjaar van meer dan vijf jaar geleden probeert in te vorderen, dan geeft ze een hele andere interpretatie aan dat artikel.

In die interpretatie verloor de administratie de bedoeling van de wetgever uit het oog, namelijk een alternatief bieden voor de termijn die nodig is om een wijziging van een onroerend goed door de diensten van het Kadaster te laten registreren in het kadastraal register als die wijziging op het einde van het jaar is gebeurd.

Als de vroegere eigenaar de onroerende voorheffing betwist door middel van een bezwaarschrift bij de regionale directeur van de directe belastingen, moet die laatste de klacht onverwijld behandelen en de Algemene Administratie van de inning en de invordering ervan op de hoogte brengen. Zodra de administratie kennis heeft van de overdracht, kan ze artikel 396 WIB in werking stellen. Op die manier kan ze de onroerende voorheffing van de nieuwe eigenaar invorderen nog vóór het verstrijken van de verjaringstermijn van vijf jaar, die ingaat op de datum van het oorspronkelijke aanslagbiljet.

In de praktijk zou de administratie soms echter doen alsof ze de gegevens van de nieuwe eigenaar niet heeft gevonden, om te verdoezelen dat ze de klacht niet tijdig heeft behandeld. De FOD Financiën zou er zich toe verbonden hebben voortaan artikel 396 toe te passen bij de nieuwe eigenaar ten laatste vóór het verstrijken van de verjaringstermijn van vijf jaar, die ingaat op de datum van het oorspronkelijke aanslagbiljet.

Hoeveel dossiers zouden betrokken zijn bij die vertragingen en welke bedragen zijn verloren gegaan omdat de onroerende voorheffing niet ingevorderd is?

Antwoord ontvangen op 17 juni 2011 :

Het geachte lid zal hierna het antwoord vinden op haar vraag.

De Federale Overheidsdienst Financiën beschikt niet over cijfers of specifieke statistische gegevens over het aantal gevallen waarbij toepassing wordt gemaakt van de artikels 395 en 396 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (afgekort WIB 92), noch over de financiële impact ervan. Deze artikels worden eerder uitzonderlijk en niet systematisch toegepast.

Er moet hoe dan ook worden opgemerkt dat het onjuist is te beweren dat de administratie van die artikels gebruikt maakt om haar eigen nalatigheid te verdoezelen.

De administratie kan echter wel bevestigen dat de nodige instructies zullen worden gegeven opdat de artikels 395 en 396 WIB 92 vlugger na de tussenkomst van de oude eigenaar zouden worden toegepast.