het niet verlengen van het mandaat van de Moslimexecutieve
moslim
islam
12/4/2011 | Verzending vraag |
3/5/2011 | Antwoord |
Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-766
De minister van Justitie besliste recent om het mandaat van de Moslimexecutieve niet te verlengen. Sinds 2008, na heel wat organisatorische en interne problemen, werkte de Moslimexecutieve bij gratie van opeenvolgende Koninklijke Besluiten. De beslissing van de minister stelt ook aan deze maatregelen een einde.
De minister ontving twee dossiers met voorstellen tot vernieuwing. Hij beoordeelde beide voorstellen als te weinig gedragen en hij ontwaart momenteel te weinig bereidheid tot dialoog om op korte termijn tot een oplossing of een drastische vernieuwing te komen. Daarmee belandde de Moslimexecutieve in een ondertussen notoir bekend statuut, namelijk dat van "lopende zaken".
Met welke argumenten beoordeelde de minister elk van de ingediende voorstellen tot herstructurering als onvoldoende sterk en haalbaar? Wat bedoelt de minister met zijn oordeel "onvoldoende gedragen"? Vanaf welke moment zal de minister een voorstel als voldoende gedragen evalueren? Waarom analyseert de huidige toestand als "onvoldoende bereid tot dialoog"? Vanaf welk moment zal de minister de situatie als voldoende dialoogbereid verklaren?
Beaamt de minister de hoge nood aan een sterke, gedragen Moslimexecutieve? Zo ja, op welke wijze zal de minister ervoor zorgen dat zich op korte termijn terug een slagkrachtige, eensgezinde en performante Moslimexecutieve vestigt? Hoe zal hij dit proces aanpakken, begeleiden en stimuleren? Welke strategie hanteert hij daarbij, met welke motivering? Kan de minister een prognose geven wanneer hij verwacht dat een vernieuwde en succesvolle Moslimexecutieve zal werkzaam zijn?
Overwoog of overweegt de minister om hierbij de Vlaamse en Franse gemeenschappen te betrekken? Met welke argumenten onderbouwt de minister zijn antwoord hierop?
k verwijs het geachte lid naar de handelingen van de Senaat van de plenaire vergadering van 7 april 2011 pagina 22 en volgende waar ik een antwoord gaf op zijn mondelinge vragen omtrent de verminderde subsidie van de moslimexecutieve