Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1944

van Louis Ide (N-VA) d.d. 1 april 2011

aan de minister van Justitie

Interneringen - Commissies ter bescherming van de maatschappij - Werking - Aantal behandelde dossiers en gevolgen

opname in psychiatrische kliniek
sociaal verweer
officiële statistiek

Chronologie

1/4/2011Verzending vraag
29/6/2011Antwoord

Vraag nr. 5-1944 d.d. 1 april 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het dossier inzake de internering ligt me na aan het hart, want als arts beschouw ik geïnterneerden als patiënten. Dat ontslaat hen echter niet van de verantwoordelijkheid die ze moeten opnemen wegens het plegen van bepaalde daden. Iemand die geïnterneerd wordt, verdient een behandeling met het oog op de reïntegratie in de maatschappij. Daarom is het goed een stand van zaken op te maken van de prestaties van de Commissies tot bescherming van de maatschappij (CBM).

Daarom heb ik volgende vragen:

1) Kan de geachte minister mij het aantal behandelde dossiers geven per jaar, sinds de oprichting van de CBM's en dit uitgesplitst per CBM (Gent, Antwerpen, …)?

2) Kan hij voor elk van die CBM's, per jaar (vanaf het ontstaan van de CMB's) het aantal dossiers geven van de geïnterneerden die werden gereïntegreerd in de maatschappij, die in de gevangenis verblijven of opgenomen zijn in een gespecialiseerde geneeskundige instelling op grond van een beslissing van de CBM's?

Antwoord ontvangen op 29 juni 2011 :

1) De Commissie tot bescherming van de maatschappij (CBM) is bevoegd om de inrichting aan te wijzen waar de internering dient plaats te vinden, houdt zich op de hoogte van de toestand van de geïnterneerde en kan, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de procureur des Konings, van de geïnterneerde of van zijn advocaat, de vrijlating op proef of de definitieve vrijlating van de geïnterneerde gelasten; wordt dit laatste verzoek afgewezen, dan geldt er in beginsel een wachttermijn van zes maanden om een nieuw verzoek in te dienen (artikel 14 en volgende en artikel 18 en volgende van de Wet Bescherming Maatschappij). In het licht van de verschillende mogelijke tussenkomsten van de CBM (of van haar voorzitter) ten aanzien van eenzelfde geïnterneerde, is het mij niet geheel duidelijk wat u bedoelt met het aantal “behandelde dossiers”. In ieder geval is het zo dat de werklast verschilt van commissie tot commissie. Dit wordt nader bekeken in het kader van de inwerkingtreding van de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis. Onlangs nog werden alle CBM’s verzocht actuele cijfers mee te delen, maar nog niet alle gegevens zijn binnen.

2) Vooreerst dient er aan herinnerd te worden dat de inrichting waar de geïnterneerde bij beslissing van de CBM moet verblijven, geenszins in alle gevallen een inrichting betreft die onder mijn bevoegdheid valt (gevangenis). Dit kan om het even welke inrichting zijn die geschikt is uit het oogpunt van veiligheid en verzorging. De penitentiaire administratie beschikt enkel over de cijfers van het aantal geïnterneerden dat verblijft in de gevangenis, en van het aantal geïnterneerden dat werd vrijgesteld vanuit een gevangenis.

In de publicatie “Justitie in cijfers 2010” vindt u een overzicht van de evolutie van het aantal geïnterneerden dat verblijft in een gevangenis sinds 1999. (Het aantal geïnterneerden verblijvend in de inrichtingen tot bescherming van de maatschappij te Doornik en Bergen is niet opgenomen in dit cijfer). In deze periode loopt het cijfer op van 589 op 1 maart 1999 tot 1 089 op 1 maart 2010. Op 1 februari 2011 verbleven 1 106 geïnterneerden in de gevangenissen. Het percentage geïnterneerden bedraagt dus ongeveer 10 % van de gevangenisbevolking. In absolute cijfers is hun aantal – net als dat van de andere categorieën gedetineerden – de jongste jaren continu gestegen. De redenen hiervoor zijn complex en hebben te maken met maatschappelijke evoluties.

In de aangehaalde publicatie “Justitie in cijfers 2010” vindt u eveneens het cijfer van het aantal invrijheidstellingen van geïnterneerden vanuit een gevangenis. Hieruit blijkt dat voor de periode van 2006 tot en met 2009 er respectievelijk 449, 480, 462 en 418 geïnterneerden in vrijheid werden gesteld.

Navraag bij de zeven CBM’s in juni 2009 bracht aan het licht dat er toen in totaal 3 956 geïnterneerden waren: 26 % verbleef toen in een gevangenis, 56 % was vrij op proef en 13 % geplaatst in een externe inrichting. Voor de anderen was de toestand niet definitief of ze stonden geseind. Zoals gezegd onder vraag 1), werden onlangs alle CBM’s verzocht actuele cijfers mee te delen, die mogelijks zullen toelaten uw vraag meer in detail te beantwoorden, maar zijn nog niet alle gegevens binnen.