Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1936

van Anke Van dermeersch (Vlaams Belang) d.d. 30 maart 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen

Belastingen - Internationale samenwerking - Behalen van de normen door de Bijzondere Belastinginspectie

Bijzondere Belastinginspectie
Europese fiscale samenwerking

Chronologie

30/3/2011Verzending vraag
4/5/2011Antwoord

Vraag nr. 5-1936 d.d. 30 maart 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Inzake het aantal dossiers met internationale samenwerking ten opzichte van het aantal dossiers in onderzoek halen elf van de vijfentwintig inspecties van de Bijzondere Belastinginspectie (BBI) directe belastingen niet de norm.

Inzake het aantal dossiers met buitenlandse uitwisseling ten opzichte van het aantal inspecties halen drie van de negen gewestelijke directies de norm niet.

Van de vier gecontroleerde gewestelijke directies haalde er één de norm niet inzake de gemiddelde antwoordtermijn aan buitenlanders fiscale administraties. Het gaat hier telkens om cijfers van 2009.

Ofwel zijn deze normen niet realistisch, ofwel werken die diensten niet naar behoren.

1) Kan de geachte minister mij meedelen welke inspecties en directies de norm wel / niet halen?

2) Beschouwt hij de vooropgestelde normen als haalbaar en realistisch? Zo nee, heeft hij dan reeds maatregelen genomen om deze normen bij te stellen?

3) Zo ja, welke maatregelen heeft hij dan reeds genomen om de werking van de BBI terzake te verbeteren?

4) Zijn de cijfers voor 2010 reeds bekend? Zo ja, hoe is de situatie dan geëvolueerd ten opzichte van het jaar tevoren?

Antwoord ontvangen op 4 mei 2011 :

Ik neem aan dat het geachte lid de cijfers ontleende aan een recent auditrapport van het Rekenhof over de internationale samenwerking op fiscaal vlak.

Ik kan die cijfers derhalve bevestigen, evenwel vermeldend dat ze niet de volledige Bijzondere Belastinginspectie (BBI) betreffen en niet alle vormen van internationale samenwerking bevatten.

Meer nog acht ik het noodzakelijk de cijfers in een juiste context te plaatsen, gelet op de conclusies die het geachte lid er meent te kunnen uit afleiden.

Het gaat om drei van een twintigtal indicatoren die de BBI gebruikt in het kader van haar systeem van performantiemanagement, dat een evenwichtig geheel vormt van alle belangrijke aspecten van het werkterrein van de BBI, waarvan internationale samenwerking er één is.

De functie van de ingestelde normen bestaat er uitsluitend in prioritaire aandachtspunten te leveren aan de directies voor de opvolging en bijsturing van hun diensten. Het is pas na verdere analyse daarvan dat kan worden beoordeeld of een dienst die de norm niet haalde voor een bepaalde indicator op dat vlak minder goed functioneerde dan wel of andere factoren bepalend waren. Niet zelden is dat laatste het geval.

Ook voor 2010 was dat, zij het in nog iets mindere mate en deels voor andere BBI-diensten, het geval voor de indicatoren inzake internationale samenwerking.

Het geachte lid zal het met me eens zijn dat de normering bij een dergelijk monitoring-instrument derwijze moet zijn dat het aandachtspunten tot optimalisatie van de efficiency blijft opleveren. Tijdens het strategisch seminarie van de BBI van eind 2010 werd het performantiemanagement geëvalueerd. Een aantal wijzigingen werden met ingang van 2011 ingevoerd maar wat de indicatoren m.b.t. internationale samenwerking betreft, werd de normering behouden.

Volledigheidshalve wil ik er toch nog op wijzen dat de initiatieven die de BBI in het verleden en ook recent nog heeft genomen om de organisatie van de internationale samenwerking te verbeteren ook op Europees niveau waardering en navolging krijgen. Hierbij denk ik bijvoorbeeld aan de opstarting en uitbouw onder Belgisch voorzitterschap van het Eurofisc initiatief.