Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-186

van Richard Miller (MR) d.d. 20 september 2010

aan de minister van Pensioenen en Grote Steden

Pensioenen - Solidariteit tussen gepensioneerden

pensioenregeling
financiering

Chronologie

20/9/2010Verzending vraag
3/5/2011Antwoord

Vraag nr. 5-186 d.d. 20 september 2010 : (Vraag gesteld in het Frans)

De hoofdeconoom van Itinera, de heer Ivan Van de Cloot, had het in de pers onlangs over de solidariteit tussen de gepensioneerden. Volgens hem zou dat op lange termijn de best uitvoerbare oplossing zijn om de laagste pensioenen te kunnen optrekken.

Zo heeft hij het over een progressieve belasting op de pensioenen, zoals op de lonen, die de kleintjes ontziet omdat het belastbare minimum al hoog is. Op die manier zou een solidariteit tussen de rijkste en de armste gepensioneerden tot stand kunnen worden gebracht.

Nog altijd volgens Ivan Van de Cloot zou dat resulteren in een besparing van een miljard voor wie de pensioenen moet financieren.

Mijnheer de minister, bent u op de hoogte van dit idee om onze pensioenen te financieren? Wat is uw standpunt? Zou dit uitvoerbaar zijn? Heeft uw kabinet dit denkspoor al bestudeerd en is het al besproken in de Ministerraad?

Antwoord ontvangen op 3 mei 2011 :

Het geachte lid kan hieronder antwoord op zijn vraag vinden. Gelieve mij te excuseren voor de tijd die het gekost heeft om hem te antwoorden.

Vooreerst wil ik mijn vreugde uitdrukken dat u mijn wens voor een grotere solidariteit tussen hoge en lage inkomens deelt, ook al vind ik dat een heffing op wettelijke pensioenen niet de beste manier is om dat te bereiken.

Het voorstel van Itinera loopt immers het risico een ongewenst effect te hebben, dat de solidariteit zou kunnen verslechteren in plaats van ze te bevorderen.

Weet vooreerst dat deze al aanwezig is in de eerste pijler-pensioenen. De hoge lonen, die hoge pensioenen met zich meebrengen, dragen op een solidaire manier bij aan de betaling van de pensioenen van de 1ste pijler, aangezien het loon waar rekening mee wordt gehouden om hun pensioen te berekenen, geplafonneerd is, terwijl de inning van de sociale bijdragen gebeurt op basis van een “reëel” loon.

De solidariteitsbijdrage, zoals zijn naam aangeeft, draagt eveneens bij tot het in werking stellen van een dergelijk beleid.

Het resultaat van de heffing voorgesteld door Itinera zou het verschil beklemtonen tussen het laatst ontvangen salaris van de toekomstig gepensioneerde en zijn wettelijk pensioen en zou dus een nog zwakker vervangingsratio veroorzaken, want we mogen niet vergeten dat de laagste vervangingsratio’s horen bij de hoogste inkomens.

Dit zou een oproep tot het ontwikkelen van een tweede pijler tot gevolg hebben om tegemoet te komen aan dit inkomensverlies, een tweede pijler waar de solidariteit maar weinig voorstelt en die vooral voordelig zou zijn voor de hoge inkomens.

Volgens de “Pensioenatlas 2010” ontvangen gepensioneerden die genieten van een hoog 1ste pijler-pensioen relatief gezien vaker een 2de pijler-pensioen, dat nog hoger is naarmate hun pensioen aanzienlijker is. Die gepensioneerden zijn diegenen die de langste carrières hebben of diegenen die de beste posities op de arbeidsmarkt ingenomen hebben.

Ik ben het dus effectief eens met de ontwikkeling van een grotere solidariteit tussen de lage en de hoge inkomens maar ik zou eerder inzetten op een aanpassing van de fiscale voordelen van de tweede en derde pijlers.

De hoge inkomens halen bijvoorbeeld meer voordeel uit de fiscale voordelen toegekend door de derde pijler (waarvan de kosten voor de Staat 498 miljoen euro bedragen (begrotingsjaar 2009, inkomens 2008)), door de fiscaliteit, dan de lage inkomens. Is dat normaal? Zou het niet passender zijn om enkel de lage inkomens van dit fiscaal voordeel te laten genieten, aangezien de hoge inkomens meer mogelijkheden hebben om extra spaargeld te bekomen?

Dit waren enkele denkpistes die tot meer solidariteit kunnen leiden.