Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1822

van Dirk Claes (CD&V) d.d. 22 maart 2011

aan de minister van Binnenlandse Zaken

Politie - Kandidaat-agenten - Onderzoek naar onberispelijk gedrag - Weigeringen - Aantallen

politie
aanwerving
publieke moraal
gemeentepolitie

Chronologie

22/3/2011Verzending vraag
30/5/2011Antwoord

Vraag nr. 5-1822 d.d. 22 maart 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten bepaalt dat de kandidaat van onberispelijk gedrag moet zijn. Tijdens de effectieve selectie wordt iedere kandidaat onderworpen aan een onderzoek van de omgeving en de antecedenten, uitgevoerd door het korps van de lokale politie van de woonplaats van de kandidaat en dit naast de controle van de integriteit van de kandidaat doorheen de selectieprocedure.

In het kader van mijn werkzaamheden in de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden van de Senaat kreeg ik graag een antwoord op volgende vragen:

1) Hoeveel onderzoeken werden in 2007, 2008, 2009 en 2010 door de lokale politie uitgevoerd naar de achtergrond, omgeving en antecedenten van kandidaat-politieagenten?

2) Bij hoeveel kandidaat-politieagenten werd bijkomend onderzoek verricht naar de achtergrond en mogelijke negatieve aanrakingen met de politie? Graag kreeg ik een opdeling per jaar.

3) Hoeveel kandidaat-agenten werden, in het kader van de toegang tot de politieopleiding, na een onderzoek geweigerd? Graag kreeg ik een opdeling per jaar.

4) Hoeveel kandidaat-agenten die worden toegelaten tot de opleiding worden tijdens of na de opleiding uiteindelijk toch nog geweigerd en ongeschikt bevonden voor de functie van politiemedewerker? Graag kreeg ik een opdeling per jaar en per provincie.

5) Waarom worden de kandidaat-agenten in hoofdzaak geweigerd voor de deelname aan de opleiding of worden ze tijdens of na de opleiding geweigerd voor de functie van politiemedewerker?

Antwoord ontvangen op 30 mei 2011 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vragen:

Ik wens u er vooreerst op te wijzen dat de in het antwoord opgenomen cijfers de selectie en de opleiding van het basiskader betreffen.

In 2007, 2008, 2009 en 2010 werden in het raam van die selecties respectievelijk 2811, 3 204, 3 059 en 3 279 onderzoeken van de omgeving en de antecedenten gevoerd.

Er werd een meer diepgaand moraliteitsonderzoek uitgevoerd ten aanzien van 323 kandidaten in 2007, 392 in 2008, 377 in 2009 en 394 in 2010.

In 2007, 2008, 2009 en 2010 werden respectievelijk 7, 9, 19 en 9 kandidaten geweigerd omdat ze niet van onberispelijk gedrag waren.

In de onderstaande tabel vindt u voor de periode tussen 2007 en 2010 een overzicht van het aantal aspiranten die ongeschikt worden bevonden voor een betrekking van het basiskader:


2007

2008

2009

2010

Flandre Occidentale / West-Vlaanderen

3

2

1

2

Flandre Orientale / Oost-Vlaanderen

1

0

0

1

Anvers / Antwerpen

0

1

1

1

Limbourg / Limburg

1

1

2

0

Brabant Flamand/ Vlaams-Brabant

1

1

0

0

Bruxelles / Brussel

1

3

2

3

Hainaut / Henegouwen

3

5

5

7

Namur / Namen

6

3

6

3

Liège / Luik

5

3

1

2

De redenen waarom die aspiranten ongeschikt werden bevonden vindt u terug in de onderstaande tabel:

Motif de l’inaptitude /

Reden van de ongeschiktheid

2007

2008

2009

2010

Démission d’office (p.ex. en raison d’une absence irrégulière) / ambtshalve ontslag (bv. ingevolge een onregelmatige afwezigheid)

1

2

2

2

Mise à la retraite pour inaptitude physique / opruststelling wegens lichamelijke ongeschiktheid

1

3

0

1

Echec à la formation / niet-slagen in de opleiding

19

14

16

16

Daarnaast valt nog aan te stippen dat tijdens de basisopleidingen voor het basiskader die tussen 2007 en 2010 werden georganiseerd in het totaal zes aspiranten overleden en honderd aspiranten vrijwillig ontslag namen.