Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1731

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 15 maart 2011

aan de minister van Justitie

Geïnterneerden - Vrijheid op proef - Definitieve invrijheidstelling

sociaal verweer
opname in psychiatrische kliniek

Chronologie

15/3/2011Verzending vraag
29/6/2011Antwoord

Vraag nr. 5-1731 d.d. 15 maart 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Een beslissing tot internering is per definitie een maatregel van onbepaalde duur. Daarin wijkt een internering af van een veroordeling of een gevangenisstraf. De geïnterneerde staat onder het toezicht van de Commissie tot Bescherming van de Maatschappij (CBM), die op verzoek de situatie van de geïnterneerde om de zes maanden herbeoordeelt. De Commissie kan een geïnterneerde op proef vrijlaten op voorwaarde dat hij wordt behandeld.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Kan de geachte minister mij informeren over de minimum duurtijd van een invrijheidstelling op proef vooraleer men kan overgaan tot een definitieve invrijheidstelling? Bestaat er een maximum duurtijd? Hoeveel keer kan een CBM een invrijheidstelling op proef verlengen? Is een definitieve invrijheidstelling daadwerkelijk definitief of kan op deze beslissing in bepaalde omstandigheden worden teruggekomen?

2) Wat zijn de voorwaarden waaraan een geïnterneerde moet voldoen vooraleer een CBM kan overgaan tot een definitieve invrijheidstelling? Over welke waarborgen beschikt de geïnterneerde opdat hij daarbij eerlijk zou worden beoordeeld? Welke mogelijkheden bestaan er om een beslissing aan te vechten? Beoordeelt hij die mogelijkheden als voldoende sluitend om tot een rechtvaardige oplossing te komen?

3) Kan hij mij cijfers bezorgen over het aantal definitieve invrijheidstellingen per jaar vanaf het jaar 2001? Kan hij mij informeren over het aantal geïnterneerden dat op proef werd vrijgelaten, per jaar sinds 2001? Kan hij mij tevens de gemiddelde duurtijd bezorgen van vrijlating op proef gedurende deze periode? Hoe duidt, evalueert en beoordeelt de minister deze cijfers?

Antwoord ontvangen op 29 juni 2011 :

1) De wet tot bescherming van de maatschappij (WBM) voorziet een minimum, noch een maximum duurtijd voor de proefperiode verbonden aan een invrijheidsstelling op proef die door de commissie ter bescherming van de maatschappij (CBM) wordt toegekend. Ofwel wordt een geïnterneerde vrijgesteld op proef ofwel wordt hij definitief vrijgesteld, een proeftermijn is niet in de wet voorzien. Een definitieve invrijheidsstelling is uiteraard definitief.

2) De geestestoestand van betrokkene moet voldoende verbeterd zijn en de voorwaarden voor reclassering moeten vervuld zijn (artikel 18 WBM). Deze twee voorwaarden dienen cumulatief vervuld te zijn alvorens een invrijheidsstelling op proef of een definitieve invrijheidsstelling toe te kunnen kennen.

Het hof van cassatie heeft al verschillende keren bevestigd dat wanneer de CBM uitspraak doet over een geschil betreffende de individuele vrijheid, zij dan optreedt als een eigenlijk gerecht en derhalve verplicht is haar beslissing overeenkomstig artikel 97 van de Grondwet met redenen te omkleden. Vooraleer de CBM beslist over een verzoek tot invrijheidsstelling, dient zij de directeur of de geneesheer van de inrichting en de geïnterneerde te horen.

Ook de rechtsmiddelen zijn geregeld in de WBM. De rechtsmiddelen die open staan voor de geïnterneerde zijn het beroep en het cassatieberoep. De geïnterneerde kan beroep aantekenen tegen de beslissing tot afwijzing van zijn verzoek tot invrijheidsstelling bij de hoge commissie tot bescherming van de maatschappij (artikel 19bis WBM) en cassatieberoep instellen tegen de beslissing van de hoge commissie tot bevestiging van de afwijzing van de invrijheidsstelling of tot het gegrond verklaren van het verzet van de procureur des Konings tegen de invrijheidsstelling (artikel 19ter WBM).

Het gegeven dat de pluridisciplinair samengestelde commissie in deze gevallen die de individuele vrijheid van de geïnterneerde betreffen uitspraak doet als een rechtscollege en dat er tegen deze beslissing zowel beroep als cassatieberoep open staat, biedt mijns inziens inderdaad alle garanties op een ‘rechtvaardige oplossing’.

3) Om deze cijfers te kunnen bezorgen, zouden alle commissies tot bescherming van de maatschappij afzonderlijk moeten worden ondervraagd, waarbij het bovendien niet zeker is dat zij hiervan statistieken bijhouden.

Voor wat de invrijheidsstellingen betreft vanuit een inrichting die onder mijn bevoegdheid valt, kan u in de publicatie “Justitie in cijfers 2010” lezen dat voor de periode van 2006 tot en met 2009 er respectievelijk 449, 480, 462 en 418 geïnterneerden in vrijheid werden gesteld. (Hierbij is geen rekening gehouden met de invrijheidsstellingen vanuit de inrichtingen tot bescherming van de maatschappij in Doornik en Bergen, die immers onder de bevoegdheid van de Waalse Gewest vallen.) Voor het overige zijn er op het niveau van de Federale Overheidsdienst (FOD) Justitie geen cijfers beschikbaar.

In het licht van het antwoord op de eerste vraag, kan er geen gemiddelde duur van de proeftijd worden meegedeeld, nu de huidige wet niet voorziet in een definiëring in de tijd van de proeftermijn.

Uit de weinige beschikbare cijfers (die, zoals aangegeven, niet volledig zijn aangezien ze enkel de invrijheidsstellingen vanuit een gevangenis betreffen), kan slechts worden afgeleid dat dit aantal over een periode van vier jaar redelijk stabiel lijkt.