Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1643

van André du Bus de Warnaffe (cdH) d.d. 4 maart 2011

aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking, belast met Europese Zaken

Resolutie 1325 van de Veiligheidsraad van de VN inzake vrouwen, vrede en veiligheid

gendermainstreaming
positie van de vrouw
seksueel geweld
vrede
oorlog
VN-resolutie
gelijke behandeling van man en vrouw
participatie van vrouwen
ontwikkelingshulp
actieprogramma

Chronologie

4/3/2011Verzending vraag
5/5/2011Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-454

Vraag nr. 5-1643 d.d. 4 maart 2011 : (Vraag gesteld in het Frans)

Op 31 oktober keurde de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties resolutie 1325 over vrouwen, vrede en veiligheid unaniem goed. Om de uitvoering van de resolutie te realiseren, heeft de Veiligheidsraad aan de lidstaten gevraagd een Nationaal Actieplan (NAP) uit te werken.

In 2008 werd een Belgisch Nationaal Actieplan opgesteld. Dat transversale actieplan heeft betrekking op meerdere bevoegdheidsdomeinen, waaronder de Ontwikkelingssamenwerking.

In het kader van de Ontwikkelingssamenwerking is in acties voorzien, zoals de ondersteuning van de nationale actieplannen van de partnerlanden voor de implementatie van resolutie 1325.

Inmiddels kan de implementatie van resolutie 1325 worden geëvalueerd. Zo moet aan de Europese Unie een rapport worden overhandigd om te analyseren welk deel van de begroting rechtstreeks aan resolutie 1325 wordt besteed en welke uitgaven een onrechtstreekse invloed hebben.

Tijdens hoorzittingen van het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen werden globale cijfers meegedeeld: er zou 31 miljoen rechtstreeks aan resolutie 1325 worden besteed en 250 miljoen euro zou een onrechtstreekse impact hebben.

Die cijfers werden betwist door het Platform Resolutie 1325, dat meent dat de bedragen die door Ontwikkelingssamenwerking worden vrijgemaakt voor de implementatie van resolutie 1325, belachelijk laag zijn.

Om die reden wil ik de kwestie objectiveren en wil ik beschikken over een lijst van de projecten die worden ondersteund en de daaraan verbonden middelen.

1. Welke acties heeft de Belgische Ontwikkelingssamenwerking ondernomen voor de implementatie van resolutie 1325, en dat in de partnerlanden en de niet-partnerlanden?

2. Welke middelen zijn toegewezen aan acties die rechtstreeks gericht zijn op de implementatie van resolutie 1325, los van de algemene middelen voor gendermainstreaming?

3. Wanneer zal het rapport met betrekking tot de implementatie van resolutie 1325 aan de Europese Unie worden overhandigd?

4. Volgens welke methode worden de uitgaven bepaald die rechtstreeks aan de implementatie van resolutie 1325 worden besteed, de uitgaven die een onrechtstreekse impact hebben en de uitgaven die te maken hebben met de gelijke kansen voor vrouwen en mannen in het algemeen?

5. Gaat het rapport enkel over de ontwikkelingssamenwerking of over alle domeinen waarop resolutie 1325 betrekking heeft?

Antwoord ontvangen op 5 mei 2011 :

Ik kan het geachte lid, in antwoord op zijn vraag, volgende elementen meedelen.

1. Het is voor mij niet mogelijk om u kort uit te leggen wat de Belgische Ontwikkelingssamenwerking allemaal doet op het vlak van “vrouwen, vrede en veiligheid”, dus beperk ik me vandaag tot enkele speerpunten.

Over het algemeen is onze werking op het vlak van “vrouwen, vrede en veiligheid” specifiek gericht op :

(iii) De bevordering van de politieke, sociale en economische empowerment van vrouwen in zones die getroffen worden of werden door gewapende conflicten, en,

(iv) de bescherming, de verzorging en de re-integratie van slachtoffers van seksueel geweld en de strijd tegen de straffeloosheid van de daders van deze delicten.

Concreet gaat het onder meer hierom :

2. Om het aandeel van het budget dat rechtstreeks of onrechtstreeks gaat naar de uitvoering van resolutie 1325 in te schatten, gebruikte België “Indicator 5”, die werd goedgekeurd op Europees niveau. De gebruikte criteria voor deze indicator werden ook gebruikt voor de analyse van onze databank ODA.be. Zo konden we, overeenkomstig deze criteria, de uitgaven in kwetsbare landen bestuderen, en een onderscheid maken tussen de uitgaven met een directe impact op vrouwen en de uitgaven waarvoor de gelijkheid tussen mannen en vrouwen of de “empowerment” van vrouwen een bijkomende doelstelling is (volgens de methode van de Gender Policy marker van de DAC (Commissie voor Ontwikkelingsbijstand) van de Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling (OECD). Dezelfde aanpak werd gehanteerd voor de bijdragen aan de algemene middelen van bepaalde organisaties, zoals UNIFEM, UNFPA, UNPD enzovoort.

Voor België wordt het totale bedrag van de uitgaven, zoals vermeld in het Europees rapport naar aanleiding van Indicator 5, voor 2009 geschat op 255 357 858 euro, waarvan 30 945 122 euro voor interventies die een rechtstreekse impact hebben op gender en 224 412 736 euro voor interventies met een onrechtstreekse impact, bijvoorbeeld in de gezondheids-, onderwijs, en landbouwsector. Voor de Ontwikkelingssamenwerking op zich, wordt het totaalbedrag van de interventies in kwetsbare landen, met een rechtstreekse impact op vrouwen, voor 2009 geschat op 26,057 miljoen euro (zonder de bijdragen aan internationale organisaties mee te tellen).

3. Het Belgisch verslag dat werd opgesteld door de dienst Mensenrechten van de Federale Overheidsdienst (FOD) Buitenlandse zaken werd in september 2010 overgemaakt. Het geconsolideerd verslag van de Europese unie is nog niet publiek gemaakt.

4. Zie het antwoord 2 hierboven.

5. Dit verslag betreft alle bij de uitvoering van het Belgisch actieplan betrokken FOD’s.