De reïntegratie van gedetineerden
gedetineerde
strafstelsel
gedetineerdenwerk
25/2/2011 | Verzending vraag |
16/3/2011 | Antwoord |
Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-410
Samen met zowat alle onderzoekers blijf ik er rotsvast van overtuigd dat gedetineerden in de huidige opzet bij hun vrijlating de gevangenis niet als betere mensen verlaten. Het tegendeel blijkt eerder waar. Een ethisch, maar ook adequaat detentiebeleid moet erop gericht zijn de gevangenen voor te bereiden op een succesvolle herintrede in de samenleving. De gevangenistijd biedt daarvoor vele kansen, waarbij onder meer tewerkstellingsprogramma's en -projecten bekend en hoopgevend zijn.
Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen.
1) Hoeveel gedetineerden werken momenteel in de gevangenissen? Hoe groot was dit aantal in de jaren 2007, 2008 en 2009? Hoe groot is het aandeel van de werkende gedetineerden op de gehele gevangenispopulatie?
2) Welk soort werk wordt die gedetineerden aangeboden? Bestaan er ook vormen van gespecialiseerde arbeid? Kan de minister mij een overzichtelijke lijst geven van de verschillende activiteiten en ambachten die gedetineerden momenteel uitoefenen?
3) Wat is de verhouding tussen detentie en arbeid? Kan men gedetineerden verplichten tot werk? Is werken voor gedetineerden een recht? Kan elke gedetineerde werk krijgen indien hij dat wenst (tenzij bij wijze van tuchtsanctie)?
4) Welke andere arbeidsrechten genieten de gedetineerden? Krijgen zij een contract? Wat bijvoorbeeld met het ontslagrecht? Hebben de gevangenen het recht om te staken?
5) Welke bruto- en nettolonen worden gemiddeld betaald en volgens welke richtlijnen? Zijn hier verschillen merkbaar naargelang het werk, de gevangenis of de opleiding van de gevangene?
6) Wat is het minimum en maximum aantal werkuren per week? Kan de gedetineerde dit zelf (mee)bepalen?
7) Kunnen gevangen ook worden tewerkgesteld door privéondernemers? Om welke werkgevers gaat het? Hoe valt dit bijvoorbeeld te rijmen met de regels inzake concurrentievervalsing?
8) Werken er ook gevangenen buiten de gevangenismuren? Om hoeveel personen gaat het en wat zijn de voorwaarden om dit werk te mogen doen? Om welk soort werk gaat het?
9) Wat is het totale budget voor de tewerkstelling van gedetineerden? Bestaat er ook een (gedeeltelijk) terugverdieneffect?
10) Worden de tewerkstellingsprojecten geëvalueerd op hun gevolgen voor de reïntegratie van gedetineerden in de maatschappij? Verrichte het departement Justitie hieromtrent al onderzoek? Zo ja, met welke resultaten? Zo neen, zijn er hieromtrent plannen?
1) Er zijn geen exacte gegevens beschikbaar over het aantal gedetineerden die werken. Volgens de Regie van de Gevangenisarbeid zou het om ongeveer 5 000 gedetineerden gaan, dus ca 45 % van de gevangenispopulatie.
Dit percentage is over de jaren 2007, 2008 en 2009 relatief constant gebleven.
2) Er bestaan drie soorten van gevangenisarbeid.
Enerzijds is er de arbeid in opdracht van private aannemers. Het betreft een waaier opdrachten gaande van eenvoudig werk tot meer gespecialiseerd werk (bijvoorbeeld verpakking, etikettering, vervaardigen van paletten, kartonnage, laswerken, mailing, enz.).
Anderzijds is er tewerkstelling in de eigen werkplaatsen van de Regie van de Gevangenisarbeid: schrijnwerkerijen, metaalateliers, boekbinderij, drukkerij, tuinbouw, hoeve, kleermakerij en scanning.
Daarnaast wordt in de gevangenissen ook huishoudelijke arbeid verricht zoals in de keuken, de wasserij en de schoonmaak.
Voor bijkomende informatie kan u ook de website van de Regie voor Gevangenisarbeid (www.rtp-rga.be ) consulteren.
3) Artikel 30ter van het Strafwetboek, dat voorzag in een verplichting voor veroordeelden om te werken, is opgeheven. Gedetineerden kunnen niet verplicht worden om te werken. Artikel 81 van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden, dat nog niet in werking is getreden, bepaalt: “De gedetineerde heeft het recht om deel te nemen aan de in de gevangenis beschikbare arbeid”.
Elke gedetineerde kan een werkaanvraag indienen, maar deze aanvraag kan niet steeds worden ingewilligd. In sommige gevangenissen is er een gebrek aan beschikbare arbeid, in andere gevangenissen zijn de werkplaatsen te klein of te verouderd om aan alle werkaanvragen tegemoet te komen. Indien niet alle werkaanvragen kunnen worden ingewilligd, wordt met wachtlijsten gewerkt.
4) Er wordt geen arbeidsovereenkomst afgesloten tussen de gedetineerden en de penitentiaire administratie. Er is geen erkend stakingsrecht voor gedetineerden. Tewerkgestelde gedetineerden hebben recht op een vergoeding bij een arbeidsongeval.
5) Het bedrag van de vergoedingen voor arbeid die aan de gedetineerden worden betaald is vastgelegd in het ministerieel besluit van 1 oktober 2004.
De vergoedingen voor arbeid bedragen:
voor een leerjongen, handlanger of knecht: minimum 0,62 euro per uur;
voor een ervaren of geschoolde arbeider: minimum 0,69 euro per uur;
voor een vakarbeider: minimum 0,79 euro per uur.
Wanneer de gedetineerden niet kunnen werken wegens technische werkloosheid (bijvoorbeeld ingevolge een staking van het personeel), wordt elke stakingswerkdag betaald ten belope van de gemiddelde dagelijkse vergoeding voor arbeid van de vorige maand met als maximum zeven maal 0,62 euro.
De vergoedingen voor arbeid zijn verschillend naargelang de aard van de arbeid en het aantal arbeidsuren, en verschillen ook per gevangenis.
In de praktijk komt dit neer op een gemiddelde vergoeding per uur van:
0,90 euro voor de huishoudelijke diensten;
1,50 euro voor de regiewerkplaatsen;
2 euro voor de aannemerswerkplaatsen.
6) Er is geen minimum aantal werkuren per week bepaald; het maximum aantal werkuren per week is vastgelegd op veertig uren.
Het aantal arbeidsuren is inrichtingsgebonden en wordt bepaald door de gevangenisdirectie, mede in functie van het arbeidsaanbod.
7) Gedetineerden kunnen werk uitvoeren in opdracht van private aannemers. De gedetineerden zijn niet aangeworven door de private aannemers, maar voeren het werk uit in de werkplaatsen binnen de gevangenis. Er wordt een contract opgesteld tussen de Regie van de Gevangenisarbeid en de private aannemer. De Regie onderhoudt de contacten met de verschillende aannemers en factureert het uitgevoerde werk aan de aannemers.
Gevangenisarbeid moet worden beschouwd als een vorm van sociale economie. De vrees voor concurrentievervalsing is onterecht omdat dit niet opweegt tegen de maatschappelijke meerwaarde en noodzaak van arbeid binnen de gevangenis. Er bestaat een gentlemen's agreement met de beschutte werkplaatsen waarin wordt afgesproken elkaar niet te beconcurreren. De bedoeling van gevangenisarbeid is immers niet winst te maken, maar wel zoveel mogelijk gedetineerden te werk te stellen.
8) Het is ook mogelijk om extra muros te werken; het gaat in dit geval om een gering aantal gedetineerden. De gevangenisdirectie bepaalt de richtlijnen in dit verband, rekening houdend met de veiligheid en de straftoestand van de gedetineerde.
9) Het budget voor de inzet van gedetineerden bij de zogenaamde huishoudelijke taken bedroeg 4 111 000 euro in 2009 (cf. Activiteitenverslag 2009 van het directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen). De werkplaatsen van de Regie voor Gevangenisarbeid hebben een industrieel karakter; de Regie is onderworpen aan een dubbele boekhouding van het commercieel type. Zestig procent van de opbrengst is voor de gedetineerde, 40 % is voor de Regie voor Gevangenisarbeid. De winst van de Regie voor Gevangenisarbeid wordt in de Schatkist gestort.
10) In opdracht van de Koning Boudewijnstichting werd door de vakgroep Criminologie van de Vrije Universiteit Brussel (onderzoek gevoerd door Hanne Tournel, onder de wetenschappelijke leiding van Professor Sonja Snacken) in 2008 een onderzoek gevoerd naar de vorming, opleiding en arbeidstoeleiding in zeven Vlaamse gevangenissen.
In het eindrapport van december 2009 worden de belangrijkste bevindingen en aanbevelingen geformuleerd.
Een kritische succesfactor voor een succesvolle reïntegratie betreft de continuïteit tussen wat intra muros wordt aangeboden en de nazorg die extra muros voor verdere opvolging en begeleiding zorgt. Er zijn reeds enkele initiatieven in deze richting (bijvoorbeeld het Try-out project in de Leuvense gevangenissen en het Velcro project in Oudenaarde), en ook de inspanningen van de VDAB (Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleding) naar de gedetineerden toe moeten worden beklemtoond. Het realiseren van een adequate en aangepaste nazorg is echter geen evidentie; extra inspanningen dringen zich op.
Gedetineerden doen binnen de gevangeniscontext heel wat kennis op die ook op professioneel vlak belangrijk kan zijn. Dergelijke kennis zou ook moeten worden gevaloriseerd door de VDAB, zonder te vermelden dat deze kennis verworven werd binnen een gevangeniscontext.
Ten slotte moet ook blijvend worden geïnvesteerd in het vergroten van het draagvlak in de samenleving. In dit opzicht zijn de huisvestingsmarkt en de arbeidsmarkt belangrijke sectoren. Reïntegratie is immers een interactief begrip; ook de samenleving moet bereid zijn om ex-gedetineerden terug te integreren.