Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1229

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 8 februari 2011

aan de staatssecretaris voor de Coördinatie van de fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie

College voor de strijd tegen fiscale en sociale fraude - Actieplan

zwartwerk
belastingfraude

Chronologie

8/2/2011Verzending vraag
23/9/2011Antwoord

Vraag nr. 5-1229 d.d. 8 februari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het "College voor de strijd tegen de fiscale en sociale fraude" verzamelt de leidende ambtenaren van alle bij fraudebestrijding betrokken ministeriële diensten. Door dit College komt de systematische en georganiseerde aanpak van de fraude eindelijk op dreef. De wederzijdse wrevel bij deze toplui lijkt weggeëbd; er ontstond een goede samenwerking. Dit College maakte een plan met nieuwe maatregelen om de fraude op een meer accurate wijze aan te pakken. Het biedt de kans om voor de volgende vier jaar tot twee miljard euro fraude te verhinderen Dit bedrag overtreft ruimschoots de resultaten van de voorbije regeerperiode.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Kan de geachte staatssecretaris ons de grote lijnen van dit plan meedelen? Welke concrete voorstellen formuleert dit plan om de strijd tegen fiscale en sociale fraude beter te kunnen voeren? Welke middelen vereist het plan om de sociale en fiscale fraude beter te kunnen aangaan? Stelt de minister die middelen ter beschikking? Kan hij ons waarborgen dat dit plan zo getrouw en volledig mogelijk zal worden uitgevoerd?

2) Hoe werd het geraamde bedrag van 6,4 miljard euro fraude berekend? Als een dergelijke gedetailleerde ramingen kan worden gemaakt, hoe komt het dat de adequate bestrijding zo moeizaam verloopt en zo lang op zich liet wachten?

3) Welke lessen kan de politieke wereld trekken na het rapport van deze topambtenaren? Waarop wacht de minister om deze kennis in praktijk om te zetten? Aanvaardt hij dat er altijd fiscale en sociale fraude zal bestaan?

Antwoord ontvangen op 23 september 2011 :

1. De regering heeft door de aanstelling van een Staatssecretaris voor de Coördinatie van de fraudebestrijding geopteerd voor meer coördinatie in de fraudebestrijding. Als staatssecretaris krijg ik de hulp van een college en een ministercomité. Het college is samengesteld uit de directeurs van de sociale, fiscale, economische en politionele antifraudediensten en uit de hoogste magistraten die betrokken zijn bij de strijd tegen de fraude. Het college, dat voorgezeten wordt door mezelf, stelt jaarlijks een actieplan op.

Het ministercomité bestaat uit de premier, mezelf en de zeven ministers of staatssecretarissen die op de een of andere manier met de strijd tegen de fiscale en sociale fraude te maken hebben. De premier zit het comité voor. Het comité moet de actieplannen van het college goedkeuren, opvolgen en evalueren.

Op die manier zijn twee actieplannen opgesteld Ik heb in de vorige legislatuur beide actieplannen uitvoerig voorgesteld aan de commissies voor de Financiën en de Begroting en voor de Justitie van de Kamer en Senaat. Ik overhandig u hierbij graag de beide actieplannen zoals ze zijn goedgekeurd en geef u een kort overzicht van de belangrijkste elementen.

Het actieplan 2008-2009 bevat 59 actiepunten. 21 ervan hebben betrekking op Financiën, 16 op Justitie. 22 projecten hebben betrekking op andere departementen, waarvan Economie en Binnenlandse Zaken en Sociale Zaken de belangrijkste zijn.

De actiepunten bestrijken de hele keten van fraudebestrijding. Ze gaan van preventie en detectie over controle en fraudebestrijding tot een efficiënter vervolgingsbeleid en afdoende sanctionering. Hoeksteen van het plan is een betere gegevensuitwisseling, maar het actieplan bevat ook concrete acties zoals de 19 extra fiscale ambtenaren waarover de parketten en politie beschikken om hun onderzoeken naar economische en financiële criminaliteit tot een goed einde te brengen, het mogelijk maken dat de antiwitwascel sociale fraude voortaan ook kan melden aan de arbeidsauditeurs en de SIOD, het efficiënter maken van de inbeslagname van verbeurdverklaarde gelden en goederen en de verbetering van de strijd tegen de namaak.

Het actieplan 2009-2010 ligt met in totaal 49 actiepunten in het verlengde van het eerste actieplan. Zo blijft gegevensuitwisseling centraal staan. Ook de geïntegreerde en gecoördineerde aanpak blijft voorop staan, met aandacht voor zowel preventie als controle en vervolging. Het besteedt meer aandacht aan het regionale en internationale niveau. Andere klemtonen die worden gelegd, zijn de strijd tegen fraude in de gezondheidszorgen en een aantal actiepunten die een antwoord bieden op nieuw opduikende fraudefenomenen, zoals het misbruik van elektronische identificatienummers en het gebruik van valse sociale documenten. Beide fenomenen leiden ertoe dat onrechtmatig een beroep wordt gedaan op sociale uitkeringen.

Ook is een gemengde Ondersteuningscel voor de Ernstige en Georganiseerde Sociale Fraude opgericht. Deze ondersteuningscel moet, naar het voorbeeld van de Ondersteuningscel BTW-fraude, een aantal indicatoren ontwikkelen die toelaten de georganiseerde sociale fraude in een vroeg stadium op te sporen.

In dit tweede actieplan is bijzondere aandacht besteed aan de internationale context door ondermeer het stimuleren van bilaterale samenwerkingsakkoorden tussen de administraties en inspectiediensten. Verder is onder leiding van de Cel voor Financiële Informatieverwerking, onderzoek gevoerd naar frauduleuze constructies met fiscale paradijzen en Chinese criminele netwerken.

Door het feit dat er momenteel een regering is van lopende zaken, kon er geen nieuw actieplan uitgewerkt worden maar wordt door middel van werkgroepen de werking van het College verder gezet.

Mijn bevoegdheid is de werking van de inspectiediensten die betrokken zijn bij de fraudebestrijding te coördineren. Dit betekent dat het College voor de strijd tegen de fiscale en sociale fraude zelf over geen eigen middelen beschikt maar dat het de bestaande middelen van elk departement zijn, die ingezet worden. Dit is enerzijds een beperking, maar anderzijds de meerwaarde van dit College omdat moet nagedacht worden over een werkwijze waarbij de bestaande middelen effectiever worden ingezet.

2. Bij de werking van het College voor de strijd tegen de fiscale en sociale fraude bleek dat er vragen zijn over de verschillende ramingen van het bedrag aan inkomsten dat de overheid verliest als gevolg van fraude. Om de strijd tegen de fraude een wetenschappelijke, objectieve onderbouw te geven heb ik aan de Nationale Bank de opdracht gegeven om enerzijds de fraude in België te ramen en de bestaande ramingen te beoordelen. De Nationale Bank hanteert een methodologie die vergelijkbaar is met deze van andere Europese lidstaten en ondersteund wordt door Eurostat en het Europees Rekenhof.

Bij het vaststellen van het BBP tegen marktprijzen past de Nationale Bank een verhoging toe op basis van de raming van de omvang van de zwarte economie. Hierbij wordt abstractie gemaakt van de illegale economie. Deze verhoging is tweeledig en omvat enerzijds een verhoging voor de zogenaamde verborgen arbeid, zoals bijvoorbeeld het niet voldoen aan de wettelijke voorschriften inzake de betaling van sociale zekerheidsbijdragen en anderzijds een verhoging voor fiscale fraude zoals bijvoorbeeld niet (volledig) aangegeven belastbare inkomens en BTW-fraude.

De methodologie van de Nationale Bank reflecteert het grootste deel van de zwarte economie. Bepaalde fiscale constructies evenwel, die de bijzondere aandacht van de fiscus genieten en mede hierdoor in de totaliteit van fraude een beperkt aandeel vertegenwoordigen, vormen hierop een uitzondering. Een voorbeeld is de BTW-carrouselfraude, waarvan het geleden nadeel voor de schatkist door een gecoördineerde aanpak van politie en fiscus (in de gemengde cel “BTW-carrouselfraude”) werd teruggebracht van bijna 1,1 miljard euro in 2001 tot 29 miljoen euro in 2010.

De verhoging is in feite een correctie die wordt toegepast op de omzet en aankopen van ondernemingen in welbepaalde economische sectoren. Er wordt dus specifiek per economische activiteit een correctie toegepast. Volgens de Nationale Bank is de zwarte economie het sterkst ontwikkeld in bedrijfstakken die het grootste gedeelte van hun productie aan particulieren leveren (bouwsector, detailhandel, onderhoud en herstel van motorvoertuigen, horeca, …).

Bij wijze van voorbeeld kan worden meegegeven dat voor de bouwsector een verhoging wordt toegepast van 31,1 %, voor de horeca is dit 16,4 %. Voor sommige sectoren worden geen verhogingen toegepast, m.n. de overheidssector, de financiële instellingen, de non profit en de nutsbedrijven.

De Nationale Bank stelt dat van de totale Belgische economie 17,6 % gerealiseerd wordt in fraudegevoelige activiteiten. Globaal wordt hierop een verhoging toegepast van 25 %. Uitgedrukt ten opzichte van de in België gerealiseerde toegevoegde waarde is dit circa 4,5 % of ongeveer 3,8 % van het BBP. De 3,8 % BBP of circa 12,9 miljard euro (uitgedrukt tov BBP van 2007) is dus de basis die verloren gaat voor de heffing van sociale en fiscale lasten.

Uitgaande van een verloren heffing (in lijn met het overheidsbeslag) van 48 % op een geraamd BBP in 2010 van 348,3 miljard euro, leidt dit dan tot een theoretisch bedrag aan verloren inkomsten voor de staat ten belope van 6,4 miljard euro.

Wegens het verdoken karakter van de zwarte economie is het grootste obstakel in de fraudebestrijding de individuele detectie ervan. Niet aangegeven omzet moet gevonden worden met de instrumenten waarover de inspectiediensten beschikken. Daarom ook is de gerealiseerde opheffing van het bankgeheim zo belangrijk. Daarnaast moet de vervolging van de fraude zo efficiënt mogelijk gebeuren door een inspectiedienst of justitie, afhankelijk van wie het beste resultaat kan boeken.

Daarom ook dat er binnen het College voor de strijd tegen de fiscale en sociale fraude een werkgroep “Una Via” actief is geweest. Op basis daarvan is er een ontwerp van wettekst overgemaakt aan het Parlement waardoor justitie en inspectiediensten op fiscaal vlak zouden kunnen overleggen welke de beste aanpak is in bepaalde fraudedossiers. Ten slotte is het zo dat de detectie en de aanpak van de fraude niet altijd resulteert in een reële inkomstenverhoging voor de schatkist. Een kei kan men niet stropen en dat geldt ook voor een deel van de fraudeurs die aangepakt worden. Dit wil niet zeggen dat de bestrijding ervan niet adequaat zou verlopen.

3. De actieplannen van het College voor de strijd tegen de fiscale en sociale fraude vormen geen rapport over de fraude maar zijn een effectieve aanpak van de fraude op het terrein. Uit die actiepunten blijkt dat fraude niet op een bepaald domein alleen gebeurt: waar fiscale fraude is is er steeds een link met sociale fraude en andersom. Ook bij de economische fraude wordt vastgesteld dat de fiscale en sociale verplichtingen niet worden nageleefd.

Bij de voorstelling van de actieplannen in de parlementaire commissies, ben ik telkens gestart onder het motto “Samen Werkt”. De bevindingen bij de uitvoering van de actieplannen hebben aangetoond dat dit motto in de praktijk brengen, een belangrijke voorwaarde is om tot resultaten te komen. Het is aan de politiek om het kader voor die samenwerking te scheppen en een blijvende stimulans te geven aan de betrokken inspectiediensten opdat ieder zijn bevoegdheid gebruikt om, niet alleen zijn opdracht, maar ook de opdracht van andere administraties te ondersteunen.

En ook al zal in een democratische geleide economie de fiscale en sociale fraude steeds blijven bestaan, mijn ervaring met en de resultaten van de werking van het College tonen aan dat de strijd niet hopeloos is als men de beschikbare middelen gezamenlijk inzet.