Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-11054

van Elke Sleurs (N-VA) d.d. 5 februari 2014

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

De rookstopmethodes

nicotineverslaving
Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg

Chronologie

5/2/2014Verzending vraag
17/4/2014Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-4641

Vraag nr. 5-11054 d.d. 5 februari 2014 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Volgens een internationale studie, ondersteund door het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg, scoren nicotinevervangende middelen als hulpmiddelen bij het stoppen met roken in vele gevallen beter dan of even goed als medicijnen. Zes maanden na de initiële test waren er van de testpersonen die gebruikmaakten van die hulpmiddelen, nog altijd significant meer gestopt met roken. De combinatie van nicotinepleisters en kauwgom zou het beste resultaat geven. De pleister geeft langzaam en continu nicotine af. Als de drang naar een sigaret te groot wordt, kan men terugvallen op kauwgom. Verder hebben nicotinevervangende middelen ook minder bijwerkingen dan medicijnen. Zo krijgt 1 op 1000 gebruikers van het medicijn Bupropion epileptische aanvallen. Zowel Bupropion als Varenicline verhoogt dan weer het risico op neuropsychiatrische aandoeningen.

Nicotinevervangende middelen zijn in vele gevallen zeker niet duurder dan medicijnen. Een behandeling van 10 weken met pleisters zou volgens de gegevens van het KCE al voor minder dan 200 euro kunnen.

Van de minister ontving ik graag een antwoord op volgende vragen:

1) Hebben haar diensten de studie van het KCE ontvangen? Wat vindt ze van die resultaten?

2) Zal het gebruik van nicotinevervangende middelen gestimuleerd worden? Zal ze artsen attent maken op de resultaten van de studie?

3) Overweegt ze verder onderzoek naar een eventuele terugbetaling van nicotinevervangende middelen zoals pleister, kauwgom of spray?

Antwoord ontvangen op 17 april 2014 :

1. De bevoegde diensten van de Federale Overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid en van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeits-verzekering (RIZIV) zijn inderdaad op de hoogte van deze samenvatting van internationale studies uitgevoerd door het KCE. Deze resultaten zijn interessant en moeten, samen met andere elementen, de basis vormen van de denkoefening gericht op een betere hulpverlening aan rokers die willen stoppen.

2. In het kader van het kankerplan, heb ik de terugbetaling van ontwenningssessies bij een arts of een tabakoloog ingevoerd. Een informatiecampagne bestemd voor het grote publiek en voor de beroepsmensen uit de gezondheidszorgsector wordt overigens gefinancierd via het fonds ter bestrijding van tabaksgebruik om de impact te versterken van deze maatregel die een groot succes kent.

Mijn keuze bij het helpen om te stoppen met roken was dus om de nadruk te leggen op een gespecialiseerde en kwaliteitsvolle opvolging waarbij elke roker die wil stoppen gepersonaliseerde adviezen kan krijgen vanwege een beroepsbeoefenaar. De keuze van de techniek of de hulpmiddelen om te stoppen hangt af van tal van factoren. In het kader van deze terugbetaalde ontwenningssessies gebeurt deze keuze na grondige gesprekken tussen de patiënt en zijn arts of tabakoloog. Op die manier kan het best geschikte middel worden gevonden voor iedereen afzonderlijk. Het KCE-persbericht toont daarbij aan dat - tijdens een rookstoppoging van 10 à 12 weken - de actuele kostprijs voor de patiënt van rookstopmiddelen, zowel medicatie als nicotinesubstitutie, veel lager ligt dan de kostprijs van de pakjes sigaretten die de roker zou betalen in diezelfde periode.

3. De laatste jaren werden er in België nieuwe maatregelen getroffen ter versterking van de uitstekende kwaliteit van de hulpverlening bij het stoppen met roken. Daarnaast werden - in het kader van het “Tabaksfonds” - een aantal proefprojecten gerealiseerd met tussenkomst in de kosten van nicotinesubstitutie bij bepaalde sociale groepen zoals personen met OMNIO-statuut. Tijdens de volgende legislatuur zal het bestaande systeem echter moeten geëvalueerd worden om het potentiële aantal stoppers tot een maximum te brengen. In dit opzicht zal er onder meer een globale denkoefening moeten worden opgestart over de optimalisering van de bestaande ontwenningsmiddelen zoals de geneesmiddelen en de nicotinesubstitutie middelen en over de verbeteringen die moeten worden aangebracht aan de terugbetalingsprocedures. Indien hieruit blijkt dat het wenselijk is om de nicotinesubstitutie middelen terug te betalen, onder meer voor specifieke doelgroepen, zou dit moeten overwogen worden.