Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-10979

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 27 januari 2014

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

Medicalisering - Jeugd - Attention deficit hyperactivity disorder (ADHD) - Aanpak - Aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad - Psychosociaal aanbod

geestelijke gezondheid
jongere
ziekte van het zenuwstelsel
psychiatrie
Hoge Gezondheidsraad

Chronologie

27/1/2014Verzending vraag
17/2/2014Antwoord

Vraag nr. 5-10979 d.d. 27 januari 2014 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Ik ondervroeg de geachte minister al meermaals over de problematiek van de medicalisering van de jeugd. Daaruit bleek dat de minister mijn bezorgdheid deelde en dat ze deze problematiek ter harte nam, zoals blijkt uit de initiatieven die ze daaromtrent nam. Met deze vraag pols ik graag naar de vooruitgang en wil ik ook enkele nieuwe ontwikkelingen aankaarten.

De Hoge Gezondheidsraad kwam in september 2013 met aanbevelingen over de implementatie van de praktische herkenning, de diagnose en de behandeling van kinderen, jongeren en volwassenen met aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Volgens het nieuwste advies zouden ouders van kinderen met ADHD-klachten in de eerste plaats naar laagdrempelige oudertrainingen moeten worden verwezen. Als er toch behoefte aan een diagnose blijft bestaan, moet die door een multidisciplinair team van de tweede of derde lijn worden gesteld. Wanneer sprake is van een milde tot matige vorm van ADHD moet in de eerste plaats verwezen worden naar psycho-educatie, psychotherapie en groepstrainingen voor ouders. Pas als dat onvoldoende blijkt, kunnen er pillen worden voorgeschreven, zegt de Hoge Gezondheidsraad. Enkel bij zware ADHD is medicatie aangewezen.

Om dit te bewerkstelligen moet er echter heel wat veranderen in het beleid met betrekking tot de geestelijke gezondheidszorg. De psychosociale aanpak moet beter worden uitgebouwd en de toegankelijkheid ervan worden verbeterd. Er is momenteel bijvoorbeeld immers onvoldoende opgeleid personeel voor de begeleidingsprogramma's en het niet terugbetalen van psychologen maakt voor ouders de psychologische ondersteuning financieel moeilijk draagbaar.

De Gezinsbond heeft dit advies ter harte genomen en lanceert een grote petitie om die verandering in gang te zetten. Ook de mutualiteiten staan achter het advies.

Hierover de volgende vragen.

1) Gaat de geachte minister akkoord met de aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad over de aanpak van ADHD? Zo ja, trekt zij daaruit de consequenties en is ze bereid om de hele aanpak van de problematiek radicaal om te gooien? Heeft zij een plan klaar om die omschakeling op termijn te kunnen bewerkstelligen?

2) Gaat de geachte minister akkoord met mijn opvatting dat sommige van die aanbevelingen evengoed zouden kunnen gelden voor de aanpak van allerlei psychologische problemen, zowel bij jong als oud, en dat er sterke nood is aan investeringen in een laagdrempelig psychosociaal aanbod? In welke mate vormt dit een prioriteit voor Volksgezondheid?

3) De Gemeenschappen dragen op dit vlak eveneens een grote verantwoordelijkheid. Bestaat er daaromtrent een geïntegreerde en coherente aanpak? Zo neen, waar liggen de knelpunten en waar bestaat er ruimte voor verbetering?

Antwoord ontvangen op 17 februari 2014 :

1. Een adequate opvang voor het ADHD syndroom krijgt natuurlijk mijn volle aandacht en vormt een probleem voor Volksgezondheid. Ik heb het advies van de Hoge Gezondheidsraad gelezen en het lijkt me zeer goed beargumenteerd en wetenschappelijk onderbouwd.

Eind 2012 werd een wetenschappelijk platform psychofarmaca opgericht teneinde een adequaat gebruik van psychofarmaca in België te bevorderen. Binnen dit platform is een werkgroep, samengesteld door multidisciplinaire deskundigen (neuropediaters, kinderpsychiaters, psychologen, vertegenwoordigers van patiëntenverenigingen,...), verantwoordelijk voor het ontwikkelen van een globaal actieplan ter verbetering van de opvang voor deze aandoeningen en om het juiste gebruik van psychostimulantia bij kinderen en jonge volwassenen te bevorderen. Het advies van de Hoge Gezondheidsraad zal er uitgebreid besproken worden en zal een uitstekende basis voor discussie vormen. Uit deze werkgroep is al gebleken dat er niet-medicamenteuze alternatieven bestaan en dat deze het onderwerp moeten vormen van een inventarisatie. Het is belangrijk dat elke patiënt, afhankelijk van de ernst van de aandoening, de meest geschikte behandeling krijgt. Het is algemeen erkend en aanvaard dat de medicamenteuze behandeling slechts één van de mogelijke onderdelen van een effectieve behandeling is voor mensen die lijden aan deze ontwikkelingsstoornis.

2. Ik ben me perfect bewust van de noodzaak tot toegankelijkheid in de geestelijke gezondheidszorg, psychologie en psychotherapie. Een wetsvoorstel dat klinische psychologen, orthopedagogen en psychotherapeuten integreert, werd goedgekeurd in de Commissie Volksgezondheid van de Kamer op 15 januari 2014. Dit voorstel werd ook besproken en goedgekeurd in de plenaire vergadering van 30 januari 2014.

In de huidige budgettaire context, is door het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeits-verzekering (RIZIV) niet voorzien om deze kosten in 2014 te dragen. Dit belet op generlei wijze een evolutie in de zin van een terugbetaling in de komende jaren.

Bovendien is de ambulante opvang van psychische problemen voornamelijk een bevoegdheid van de Gemeenschappen en Gewesten.

3. Het is zeer belangrijk om samen met de gefedereerde entiteiten een samenhangend en geïntegreerd beleid te volgen en dit vooral omdat vele sectoren (onderwijs, schoolgeneeskunde, PMS,...) die betrokken zijn bij het beheer van deze aandoening vallen onder hun bevoegdheden. Om die reden, heb ik onlangs de gefedereerde entiteiten uitgenodigd om één of meerdere personen aan te duiden die geschikt zijn om hun expertise op dit vlak aan te brengen door ze te laten deelnemen aan de werkgroep 'adequaat gebruik van psychostimulantia bij kinderen en jongeren’ van voornoemd platform.