Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-10916

van Bart Laeremans (Vlaams Belang) d.d. 20 januari 2014

aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen

de taalkennis bij de Brusselse politie

taalgebruik
gemeentepolitie
Hoofdstedelijk Gewest Brussels
officiële statistiek
tweetaligheid

Chronologie

20/1/2014Verzending vraag
28/4/2014Einde zittingsperiode

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-4659

Vraag nr. 5-10916 d.d. 20 januari 2014 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De taalkennis bij de Brusselse politie is al geruime tijd een oud zeer, meer bepaald sinds de politiehervorming van 1998. Tot dat jaar werden de Brusselse politiekorpsen, overeenkomstig de taalwet in bestuurszaken (SWT), beschouwd als plaatselijke diensten. Overeenkomstig artikel 21 van de SWT dienden bijgevolg alle agenten een taalbrevet bij Selor te behalen over hun kennis van de tweede taal. Dat moest gebeuren voordat zij werden aangeworven. Die verplichting werd gecontroleerd door de vice-gouverneur van Brussel-Hoofdstad.

Met de politiehervorming kwam er een zekere verandering in dit systeem. Enerzijds werden de 19 Brusselse politiekorpsen samengevoegd tot 6 politiezones, waardoor die zones niet meer onder de taalbepalingen van de Brusselse plaatselijke besturen vielen, maar wel onder die van de gewestelijke diensten (art. 35, § 1, a SWT). Qua taalverplichtingen veranderde dat in de praktijk niets, maar het had wel tot gevolg dat de controle van ambtswege door de vice-gouverneur, en daarmee elke controle op de naleving ervan, wegviel. Bovendien deed zich het probleem voor dat een aantal leden van de federale politie en de voormalige Rijkswacht in de zes politiezones werden geïncorporeerd. Die personeelsleden moesten in hun oorspronkelijke eenheden niet aan tweetaligheidsvoorwaarden voldoen, zodat zich daar een praktisch probleem voordeed.

Om dat te verhelpen, voegde de wetgever een artikel 69 in de taalwet in bestuurszaken in, waarin in een overgangsperiode van 5 jaar werd voorzien om die eentalige leden van de 6 politiezones de kans te geven hun tweetaligheidsbrevet te behalen. Op 1 april 2006 liep die termijn van 5 jaar af, maar uit de talrijke vragen die onze voormalige collega Nele Jansegers daarover stelde, was al eerder gebleken dat, althans langs Franstalige kant, het overgrote deel van de getransfereerde leden van de federale politiediensten na vijf jaar nog altijd niet hun brevet hadden behaald. In principe dienden zij dus ontslagen te worden.

De ministerraad vond er evenwel niets beter op dan die periode van vijf jaar nog eens met 1 jaar en 9 maanden te verlengen. Meer zelfs, de maatregel dat een Brusselse politiezone kon aanwerven zonder het vereiste taalbrevet, werd zelfs veralgemeend tot alle nieuwe aanwervingen.

Onder meer het Vlaams Belang heeft die nieuwe bepaling bij het Grondwettelijk Hof aangevochten, en met succes, want in zijn arrest nr. 146/2007 van 28 november 2007 vernietigde het Hof die nieuwe bepaling. Dit betekent dat vanaf 2008 (vanaf 14 januari meer bepaald) artikel 35, § 1, a van de SWT onverkort van toepassing is en er dus niemand kan worden aangeworven in de 6 Brusselse politiezones indien hij geen attest van Selor kan voorleggen over zijn kennis van de tweede taal. De SWT is zoals bekend een wet van openbare orde; er kan dus niet van worden afgeweken. De Raad van State heeft daarnaast ook meermaals gesteld dat het inroepen van de continuïteit van de dienst geen reden mag zijn om de taalwet naast zich neer te leggen.

Toch stellen wij vast dat er in de Brusselse politiezones blijkbaar nog altijd, en wellicht op vrij grote schaal, personeel wordt aangeworven dat geen taalbrevet kan voorleggen. Een eenvoudig analyse van de evolutie van het aantal tweetaligen, zoals opgegeven door de minister zelf in antwoord op een aantal schriftelijke vragen, toont dat aan.

Op 1 januari 2008 was 69,56% van de politiemensen in de 6 Brusselse politiezones tweetalig. Een jaar later was dat percentage licht gezakt tot 69,34%, op 1 januari 2010 daalde dit evenwel aanzienlijk verder tot 67,14% om het volgende jaar weer licht omhoog te gaan naar 67,3%. Op 1 januari 2012 ging het weer lichtjes omhoog naar 67,8%, maar op 1 januari 2013 daalde het opnieuw fors naar 66%. Indien de taalwet in bestuurszaken correct zou worden nageleefd, dan zou men een constante stijging moeten zien van het aandeel van de tweetaligen, maar het tegenovergestelde doet zich dus voor. Op zes jaar tijd was er immers een daling van 69,5% tweetaligen naar 66%, een daling met 3,5%. Dit kan dus alleen maar betekenen dat er de voorbije jaren nog steeds op grote schaal eentaligen werden aangeworven.

Mijn vragen zijn de volgende:

1) Hoeveel politiemensen in de 6 Brusselse politiezones die onder de regeling van artikel 69 SWT vielen, zijn momenteel nog in dienst bij die zones en hoeveel van hen heeft inmiddels zijn tweetaligheidsbrevet behaald?

2) Hoe komt het dat, ondanks het feit dat er sinds januari 2008 geen eentaligen meer mogen worden aangeworven, het aantal tweetaligen in de Brusselse politiezones erop achteruitgaat in plaats van vooruit?

3) Kan de minister mij voor elk van de zes politiezones van Brussel meedelen hoeveel politieagenten er op 1 januari 2014 per taalgroep in dienst zijn?

4) Kan de minister per taalgroep meedelen hoeveel politiemensen op 1 januari 2014 het bewijs hebben geleverd van hun kennis van de tweede taal?

5) Kan volgens dezelfde opsplitsing worden meegedeeld hoeveel mensen een taalpremie ontvangen?

6) Kan de minister mij meedelen hoeveel nieuwe agenten werden aangeworven in 2011, in 2012 en in 2013, opgesplitst per Brusselse politiezone en per taalgroep?

7) Hoeveel van hen, opgesplitst volgens de criteria van mijn voorgaande vraag, beschikten bij hun aanwerving over het vereiste taalbrevet?

8) Welke bijkomende maatregelen werden er genomen om de Brusselse politieagenten aan te zetten hun brevet voor de kennis van de tweede taal te halen en om de Brusselse politiezones aan te manen zoveel mogelijk de regels van de taalwet in bestuurszaken aangaande de taalkennis van het politiepersoneel na te komen?

9) Neemt de minister maatregelen om te verhinderen dat er nog eentalige personeelsleden bij de politie worden aangeworven, vermits de taalwet in bestuurszaken, een wet van openbare orde, zulks dwingend bepaalt?

10) Neemt de minister een initiatief opdat er opnieuw van ambtswege controle zou worden uitgeoefend op elke aanwerving door de Brusselse politiezones voor wat betreft de conformiteit ervan met de SWT, bijvoorbeeld door de zones te verplichten elk aanwervingsdossier, zoals vroeger, opnieuw naar de vice-gouverneur door te sturen en hem zowel met een schorsings- als vernietigingsbevoegdheid te bekleden?