Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-10866

van Bart De Nijn (N-VA) d.d. 14 januari 2014

aan de minister van Begroting en Administratieve Vereenvoudiging

Ambtenarij - Gesjoemel op de arbeidsvloer - Aanpak - Frequentie

corruptie
ambtenaar
tuchtprocedure
plichten van de ambtenaar
diefstal

Chronologie

14/1/2014Verzending vraag
25/4/2014Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-10515

Vraag nr. 5-10866 d.d. 14 januari 2014 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Onlangs werd een ambtenaar door een strafrechter van Dendermonde tot één jaar effectieve gevangenisstraf veroordeeld wegens het achterhouden van cash belastinggeld en geld door verkoop van vuilniszakken. In totaal ging het om 1.250 euro aan gemeentebelasting en 8.445 euro aan verkoop van vuilniszakken. Ik ben niet op de hoogte van het aantal incidenten dat zich jaarlijks voordoet met gesjoemel van ambtenaren, maar ben wel geïnteresseerd in de manier waarop de minister dit zoveel mogelijk probeert te vermijden.

Graag kreeg ik antwoord op volgende vragen :

1) Hoe wordt gesjoemel op de arbeidsvloer preventief en repressief aangepakt?

2) Wat is de frequentie van zaken van gesjoemel door intern personeel in de ambtenarij?

3) Heeft de minister reeds maatregelen genomen om werknemers meer ethisch en moreel bewust te maken en intern personeel te wijzen op de gevaren en gevolgen als ze de drempel overschrijden?

Antwoord ontvangen op 25 april 2014 :

1) In mijn hoedanigheid van minister bevoegd voor de integriteit binnen het federale openbaar ambt, is deze bevoegdheid beperkt tot de preventie in de strijd tegen corruptie.

Aan de repressie komt enerzijds het statuut van de rijksambtenaren tegemoet. Dat regelt een bestraffingstelsel. Anderzijds zijn er organen die bevoegd zijn voor onderzoek en strafsancties : de politiediensten (en meer bepaald de Centrale Dienst voor de Bestrijding van Corruptie (CDBC), de hoven en de rechtbanken.

Voor wat de preventie betreft:

België is lid van verschillende internationale organisaties die aanbevelingen geven in deze aangelegenheid. Bovendien heeft ons land het Verdrag van de Verenigde Naties tegen Corruptie ondertekend. Het is in Belgisch recht omgezet bij wet van 8 mei 2007.

In het kader van deze wet heeft het Bureau voor ambtelijke Ethiek en Deontologie verschillende instrumenten ontwikkeld, zoals:

- Het heeft in samenwerking met Federale Overheidsdienst (FOD) P&O het statuut van de rijksambtenaren gedeeltelijk herwerkt. Het was de bedoeling om de ethische dimensie te versterken op vlak van rechten en plichten van de rijksambtenaren. Beide FOD’s hebben in 2007 samen een deontologisch kader uitgewerkt. Daarin worden de waarden verduidelijkt die alle instanties van het federale openbaar ambt delen. De rode draad in beide projecten bestaat erin het vertrouwen van de burger in de goede werking van de overheidsdiensten te behouden of te verstevigen. Elke overheidsinstantie mag bovendien een eigen handleiding bij dat kader uitwerken. Daartoe kan zij de hulp inroepen van het Bureau. Dit was het geval bij de FOD Financiën.

- Het Bureau heeft nog andere instrumenten uitgewerkt zoals een handleiding, die men kan raadplegen op de website van de FOD B&B en die bestemd is om hulp te bieden bij het beheer van belangenconflicten binnen het federaal openbaar ambt.

- De wet van 15 september 2013, gepubliceerd in het Staatsblad op 4 oktober 2013, zal in werking treden op 5 april 2014. Deze wet bepaalt een procedure die elke federale ambtenaar moet volgen die een integriteitsschending wil melden binnen zijn overheidsinstantie. De wet biedt hem bescherming tegen eventuele vergelding. De wet vult artikel 29 van het wetboek van strafvordering aan. Dit artikel verplicht reeds elke ambtenaar die in de uitvoering van zijn functie weet heeft van een misdrijf of een misdaad, dit te melden aan de Procureur des Konings.

Het Bureau voor ambtelijke Ethiek en Deontologie antwoordt op alle vragen en of verzoeken tot opleiding inzake integriteit. Punt 40 van het deontologisch kader bepaalt dat het Bureau verplicht is te antwoorden op vragen van federale overheidsinstanties om advies betreffende belangenvermenging en cumul van activiteiten. Het moet dit advies verstrekken binnen dertig werkdagen. Het advies is niet bindend.

Overheidsopdrachten vormen een bijzonder gevoelige zone. De wet van 15 juni 2006 bepaalt de gevallen waarin een ambtenaar verplicht is zich onbevoegd te verklaren wegens mogelijke belangenvermenging. Hij bepaalt ook twee vermoedens in verband met verwantschapsbanden en kapitaalbelangen.

De omzendbrief van 21 juni 2010 “Overheidsopdrachten – Deontologie – Belangenvermenging– Verklaring op erewoord” heeft voor de federale ambtenaren een modelverklaring op erewoord ingevoerd waarbij de ambtenaar kennis neemt van de wet en hem naleeft. Hij voert ook nog een modelverklaring in waarmee ambtenaren kunnen melden dat ze zich bij een welbepaalde overheidsopdracht in dergelijke toestand bevinden.

Het koninklijk besluit van 29 september 2009 regelt dan weer de kwestie van belangenvermenging die kan ontstaan bij een regeringslid naar aanleiding van een overheidsopdracht.

Momenteel bereidt het Bureau een omzendbrief voor om het fenomeen “draaideurconstructie” te vermijden.

Tot slot wijzen we nog op de koninklijke besluiten van 17 augustus 2007. Daarbij werd een Auditcomité voor de federale overheid (ACFO) opgericht en werden procedures voor interne controle en interne audit ingevoerd binnen de federale overheidsinstanties. De interne controle en meer bepaald de controle-omgeving staan in nauw verband met preventie van corruptie.

2) Over dit onderwerp bestaan weinig statistieken. We kunnen bij benadering een raming maken vanuit het aantal gevallen waarin een strafprocedure is opgestart, vanuit het aantal gevallen dat in de media verschenen is en door rekening te houden met een “zwart cijfer” dat het aantal gevallen dekt die niet aan het licht zijn gekomen. De daders van dit soort activiteiten zullen deze per definitie zo geheim mogelijk houden. Deze laatste gevallen zijn toch eerder zeldzaam in vergelijking tot het aantal federale ambtenaren.

3) De verschillende instrumenten opgesomd onder punt 1/ hiervoor dienen om het gedrag te omkaderen van de ambtenaren van het federaal openbaar ambt en om hoge ethische, morele en integriteitswaarden te bevorderen. Tot slot wens ik te onderstrepen dat het Bureau voor ambtelijke Ethiek en Deontologie als ondersteunende instantie een rol kan spelen ten gunste van elke federale instantie die daarom verzoekt.